penis (en dus ook meer scheldwoorden) zijn dan voor het alternatief bij vrouwen. In dat boek - het eerste over dit delicate onderwerp in ons taalgebied en inmiddels uit de handel - komen in een mengeling van serieuze en grappig bedoelde informatie vele aan de mannelijke geslachtelijkheid verbonden verschijnselen aan bod.
Volgens Van Dale is het expletieve gebruik van kut, als eerste lid in een samengesteld zelfstandig naamwoord, vooral aan de orde om het tweede deel van de samenstelling geringschattend te kwalificeren als iets onbenulligs of als iets hoogst vervelends. De verbale scheidsrechter geeft: kutsmoes en kutkarweitje bij de eerste, kutwijf en kutweer bij de tweede mogelijkheid. Heestermans noemt in Luilebol nog: kutkever als ‘vrouwelijke variant voor kloothommel’, terwijl die aanduiding volgens mij alleen op een man kan slaan.
Naschrift Siegfried Theissen
Kut schijnt toch eerder in de Nederlandse pers voor te komen dan Jacques Kraaijeveld denkt. In mijn NRC-corpus van 1993-'94 kwam het meer dan 60 keer voor, als lichaamsdeel, als scheldwoord en ook in samenstellingen. Enkele voorbeelden. ‘Als kinderen negen jaar of ouder zijn, snappen ze heel goed wat bedoeld wordt met woorden als vingeren, neuken, kut, lui en ballen.’ (NRC, 06-11-'93) ‘Je krijgt op je kut ... kun je zowel tegen mannen als vrouwen zeggen.’ (NRC, 20-02-'93) Verder kwamen voor: kuttenkop, kutcursus, kutqueeste, kutwijf, kutturken, kutding, kuthoer, kutmuziek, kutseizoen, kutlandje ... en nog veel meer. In het Vlaamse weekblad Knack (1991-'95) waren er slechts 15 (misschien zijn ze in Vlaanderen dan toch wat preutser!). Een voorbeeld uit Knack (05-06-'91): ‘Op een bepaald ogenblik zegt vriendin Marianne tegen Steffie dat ze zich moet laten gaan want “Een kut is niet zoals zeep die opraakt.”’ In januari 2004 heeft de zoekmachine Google in Nederlandse websites 104.000 voorbeelden van kut gevonden, 70.400 van lul, 16.700 van haar pruim en 18.900 van haar flamoes.
Past die groei in het algemene kader van de hedendaagse zedenverwildering? Is het een van de naweeën van de emancipatiegolf van de laatste decennia? Hebben vrouwen er zelf toe bijgedragen door hun moderne manier van leven en onderhouden van relaties, en het praten daarover? Of zijn er nog andere aspecten in het geding? Heb ik het mis te veronderstellen dat het schelden met vrouwelijke vleeswaren echt iets van deze tijd is?
Ik kan me nog herinneren dat we tijdens een van onze eerste Engelse lessen op de middelbare school, nu een dikke dertig jaar geleden, een beetje onwennig zaten te draaien als de drie vormen van het onregelmatige werkwoord snijden (to cut-cut-cut) aan bod kwamen. We spraken ze al dan niet opzettelijk veel te Hollands uit ondanks de verwoede pogingen van de leraar ons te corrigeren. We wisten het - ook al zagen we het etymologisch verband nog nergens - maar we gebruikten ze niet openlijk. En degene die de volgende dag de beurt kreeg tijdens de mondelinge overhoring, stond toch wel mooi voor aap.
De mannelijke tegenhanger heeft overigens dezelfde functie, het versterken van een slechte eigenschap of hoedanigheid: lulkoek, lulkous. Nu is kut bezig met een inhaalrace. Op twee fronten: in de eerste plaats in allerlei samenstellingen. Maar we kunnen ons afvragen of alles als zodanig op minachtende wijze kan worden aangeduid (kutsoep, kutverjaardag, kuttijd, kutkut?). Toegegeven: met lul als voorvoegsel is veel minder mogelijk (lulboer, lulwijf?). In de tweede plaats komt de platte variant van vagina voor als stopwoord om ‘alles wat tegen zit’ kort maar krachtig te karakteriseren, in dezelfde trant waarin het oorspronkelijke Amerikaanse woord shit zo in betrekkelijk korte tijd ingeburgerd is geraakt, een ontwikkeling waar menig Engelstalige hier op bezoek zich hogelijk over verbaast. Hoewel lul (‘Zit niet te lullen!’) en shit (‘Dat is shitten!’) zich hebben ontwikkeld tot een werkwoord, is dat bij kut nog niet het geval. Tenminste, dat dacht ik, maar in diezelfde week als waarin Wouters verbaal onderuitging, las ik in hetzelfde ochtendblad: ‘Zit niet te kutten!’. Het stond in een artikel over SBS in een speciale mediabijlage. Ik vond hem inderdaad speciaal.
Of die inhaalmanoeuvre helemaal zal lukken, blijft volgens mij de vraag. De masculiene delen hebben ogenschijnlijk meer te bieden. Recent hoorde ik een bakvis in opperste staat van kwaadheid uitschreeuwen: ‘Kutlul!’ Een creatieve vondst, die duidelijk maakt dat taal zich niet in een keurslijf laat stoppen. Er is een ander aspect: taal verandert met de dag. Wat nu gangbaar is, is over honderd jaar weer uit de mode. Dat trooste allen die zich druk maken over het toegenomen gebruik van dit soort krachtige terminologie. Grappig is dat er inmiddels al wel een omschrijving is die de banaliteit ervan moet verdoezelen: kwalitatief uitermate teleurstellend.