Zeg 'ns wat
Ingezonden brieven
Esperanto (1)
‘Is Esperanto een goede taal?’ schreef Thomas Hoevers in Nederlands van Nu 2003/5. Even aangenomen dat de vraagstelling relevant is, dan valt hier heel wat zinnigs over te schrijven. Helaas heeft de auteur dit nagelaten en daardoor het Esperanto in een totaal verwrongen perspectief gesteld.
De periode tussen ruwweg 1880 en 1930 was om verschillende redenen een heel vruchtbare en kansrijke voor een kunst- of plantaal om als internationale verkeerstaal geaccepteerd te worden. Er zijn dan ook heel wat projecten ontwikkeld in die tijd, van Volapük via Esperanto tot Ido, Interlingue, Novial en nog veel meer. Voor al deze ontwerpen gold het voordeel van het gunstige moment in de geschiedenis, maar alle zijn in het ontwerpstadium blijven steken, op één na - Esperanto, en dat zou volgens de heer Hoevers niets met kwaliteit te maken hebben?
De auteur noemt het Esperanto ook ‘niet neutraal’, en wel om het overwicht aan Romaanse elementen in de taal. Dit is een uitzichtloos standpunt. De neutraliteit van het Esperanto (die de taal trouwens met al zijn oude concurrenten deelde) is niet talig, maar politiek, en is er een van nationale ongebondenheid. Talig is het Esperanto een synthese uit elementen van verschillende oorsprong, die in meer dan een eeuw ontwikkeling evenwichtig en stabiel is gebleken.
De taaltechnische opmerkingen van de heer Hoevers zijn gekleurd door allerlei persoonlijke opvattingen over wat een volmaakte taal zou zijn, en raken hier en daar kant noch wal. Hij gaat er geheel aan voorbij dat het Esperanto zo veel potentiële kwaliteit biedt, dat het inmiddels een taal met een ware mondiale taalgemeenschap is en als zodanig gelukkig ongevoelig is geworden voor de knutselpraktijken van iemand die het allemaal beter meent te weten. Het is alleen jammer dat hij hiermee de lezers van zijn artikel een stuk onprofessionele desinformatie over het Esperanto heeft voorgeschoteld.
Wim Jansen, docent interlinguïstiek en Esperanto, Universiteit van Amsterdam