In het volgende nummer:
Jeugdliteratuur in vertaling
Wally De Doncker
Niemand kan er nog omheen. De Nederlandstalige jeugdliteratuur beperkt zich al lang niet meer tot de Nederlands-sprekende gebieden van Europa. De laatste jaren breidt deze reputatie zich zelfs uit tot ver buiten de grenzen van Europa. Dit heeft de werkgroep De Nederlanden in de Wereld ertoe gebracht wat dieper in te gaan op de groei van de internationale vermaardheid van onze jeugdliteratuur. Daarom zal in het aprilnummer van Neerlandia een katern Jeugdliteratuur in vertaling worden opgenomen.
De invloed van de kinder- en jeugdliteratuur mag niet onderschat worden. Wie van ons kent het werk van de Zweedse Astrid Lindgren niet? Met Pippi Langkous, Ronja, de roversdochter, De gebroeders Leeuwenhart heeft ze de wereld veroverd. En dit bleef niet zonder gevolgen. Talrijke Nederlanders en Vlamingen zijn door de boeken van Astrid Lingren verliefd geworden op Zweden. Velen zijn van het Zweeds gaan houden door de bewerkingen van de boeken van Lindgren voor televisie. Wat Astrid Lindgren deed voor Zweden, deed Roald Dahl voor Engeland, Erich Kästner voor Duitsland, Hans Christian Andersen voor Denemarken, Jostein Gaarder voor Noorwegen, Uri Orlev voor Israel ... Kunnen deze en nog vele andere auteurs niet beschouwd worden als dè culturele ambassadeurs?
De Nederlandse en Vlaamse jeugdliteratuur is rijp geworden op twee vlakken. Enerzijds is de taal, die in kinder- en jeugdboeken gehanteerd wordt, vaak puur en poëtisch. Niet voor niets grijpen steeds meer volwassenen naar kinder- en jeugdboeken. Echte kinderliteratuur kent immers geen leeftijd. Anderzijds is de kwaliteit zo gegroeid, dat onze jeugdliteratuur niet meer weg te denken is in het buitenland.
De werkgroep ‘De Nederlanden in de Wereld’ heeft wetenschappers en kinderboekspecialisten aangezocht om een artikel te schrijven over ‘Jeugdliteratuur in vertaling’ en dat deden zij.
Dr. Toin Duijx verbonden aan de Universiteit van Leiden en lid van o.a. de Hans Christian Andersenjury, geeft een persoonlijke visie op de internationalisering van de Nederlandstalige Jeugdliteratuur.
Hedwig von Bülow, gerenommeerd vertaalster van een groot deel van het werk van Wim Hofman, heeft het in haar bijdrage over het succes van onze jeugdliteratuur in het Duitse taalgebied. Vanessa Joosen promoveert aan de Universiteit van Antwerpen. Zij onderzoekt de literaire kritieken op bewerkingen van sprookjes. Zij recenseert voor verschillende vakbladen en zit momenteel in de Gouden-Uiljury. Zij vergelijkt in haar artikel verschillende vertalingen van prentenboeken die hun weg veroveren ver buiten de Europese grenzen, en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan.
Dr. Mieke de Smet doceert aan een universiteit in Taiwan. Ze onderzocht aan de Universiteit van Roehampton de vertaling van Nederlandstalige meisjesboeken uit de periode 1945-1995.
In een laatste artikel laat ik de verschillende actoren die met de promotie van de Nederlandstalige Jeugdliteratuur in het buitenland te maken hebben, aan het woord. Ze vertellen over hun aandeel in het succes maar ook over de pijnpunten en de tendensen.
Neerlandia heeft zich tevens geëngageerd om in de toekomst de evolutie van onze jeugdliteratuur in het buitenland nauwgezet te blijven volgen. De auteur van het wereldberoemde boek
De wereld van Sofie, Jostein Gaarder, gaf tijdens een lezing op een congres in het Zwitserse Basel wellicht het mooiste pleidooi voor het belang
van kwaliteitsvolle jeugdliteratuur: ‘Als we in onze jeugd nooit de kans gekregen hebben om Lindgren, Dahl, Andersen, de gebroeders Grimm en zovele andere auteurs te lezen, dan zullen we dat verhalenfundament in ons latere leven missen. We moeten onze kindertijd bevrijden, samen met het kind dat in ons leeft, want hoe je het ook wendt of keert, ons hele bestaan zullen we moeten leven met het kind dat binnen in onszelf schuilt.’