De toekomst van het Nederlands
Hoewel er op dit moment volgens de meeste deskundigen geen reden is om somber te zijn over de toekomst van het Nederlands, hebben we weinig middelen om ons te verzetten als het toch een andere kant op zou gaan. Hoe zinloos dat ook is, natuurlijk kan men zich zorgen maken over zaken waarop men geen invloed heeft. Daarom tot slot toch nog even deze vraag: hoe erg zou het eigenlijk zijn als het Nederlands onverwacht en onverhoopt toch verdween? Verdwijnt de korenwolf of raakt een monumentale kathedraal onherstelbaar beschadigd? Beide metaforen worden gebruikt door Appel [ ...] en ik aarzel of ze juist zijn.
Laten we wel zijn: als het al gebeurt, gebeurt het omdat de taalgebruikers er wat mee ‘verdienen’, dus zo hard zullen zij niet treuren. Het gevolg zal zijn dat enkele generaties later dat wat in het Nederlands op schrift is gesteld alleen nog maar door deskundigen kan worden gelezen. Maar is dat nu eigenlijk zo anders? Wie lezen er zonder tussenkomst van wetenschappers, vertalers en hertalers literatuur uit de negentiende eeuw?
En hoe erg is het voor de taalkunde? Volgens schattingen zal het aantal talen in de komende eeuw drastisch afnemen en sommigen menen dat dat negatieve consequenties heeft voor de mogelijkheden om de eigenschappen van menselijke taal te onderzoeken. Als deze redenering al klopt, kan het verdwijnen van een taal die nog niet beschreven is daarom betreurd worden. Het Nederlands is echter behoorlijk in kaart gebracht en er zijn talloze bronnen die nog nader geanalyseerd kunnen worden. Wat dat betreft kan het Nederlands rustig heengaan. Voor de Nederlandse taalkunde blijft er werk.
En verdwijnt er met al die Nederlandse woorden en uitdrukkingen niet cultuur en geschiedenis die wij steeds met ons meedragen? Voor de fijnproever is dat zeker het geval. Aan de andere kant, met het verdwijnen van het Nederlands verdwijnt niet ons vermogen om als vanzelf nieuwe woorden en uitdrukkingen te creëren. Ook binnen een andere taal zullen weer nieuwe taalvariëteiten ontstaan. Er worden van generatie op generatie eindeloos nieuwe kathedralen gebouwd.
(uit: Fred Weerman, ‘Hoe maakbaar is het Nederlands?’. In: Nederlandse Taalkunde, jg. 8 (2003), nr. 4. p. 347-354)