Het Grote Dictee
Frans Debrabandere
Op 15 december 2003 had in Den Haag het 14de Groot Dictee der Nederlandse Taal plaats. De laatste jaren hadden de Vlamingen gewonnen en dat gaf aanleiding tot de mening dat Vlamingen beter kunnen spellen en dus hun taal beter beheersen. Dirk Caluwé heeft onlangs in Onze Taal (2003, blz. 324-326) deze mythe doorgeprikt. Zowel in Tien voor Taal als in het Dictee winnen Nederlanders en Vlamingen ongeveer even vaak. Bovendien heerst nog altijd de misvatting dat beheersing van de spellingregels het bewijs zou zijn van taalbeheersing. Geregeld horen we wel eens in het afschuwelijkste Nederlands iemands spelfouten als onbehoorlijk Nederlands afkeuren. En dat is een eerste bezwaar tegen het Dictee. Het verhoogt voor de gemiddelde taalgebruiker nog het overdreven belang dat aan spelling gehecht wordt.
Intussen is het Dictee wel een leuke mediagebeurtenis, die kwalitatief hoog boven vele tv-programma's uittorent. Maar na elke editie hoor je toch telkens weer kritiek, die in de bewuste tv-uitzending om begrijpelijke redenen wat toegedekt wordt. De kritiek - die ook de onze is - slaat zowel op de tekst van het dictee als op het dicteren zelf.
Dat een dergelijk dictee niet een uittreksel uit een of andere roman of novelle is, maar een opeenstapeling van bijzondere en moeilijke gevallen, is normaal. Maar het laatste dictee bevatte onevenredig veel - vaak betwistbare - aaneenschrijfgevallen: wekenlang, onderuitgezakt, daarbijbehorend, goedbeschouwd, tevoorschijn, langgeleden, kortgeleden, alledrie. Het is bv. al in strijd met alle principes van de docimologie om een zelfde moeilijkheid tweemaal in te bouwen; wie kortgeleden in twee woorden schreef, zal ook langgeleden in twee woorden geschreven hebben en maakte dus twee fouten voor hetzelfde geval. De goede leraar rekent een tweemaal gemaakte, identieke fout slechts eenmaal aan. Neem nu goedbeschouwd. Het woord staat in geen enkel woordenboek, wel in de woordenlijst, maar als bijvoeglijk naamwoord. In het dictee was het bijwoord en ik zie geen enkele reden om die bijwoordelijke bepaling in één woord te schrijven. Ook daarbijbehorend staat niet in het woordenboek, wel in de woordenlijst als enige samenstelling van dat soort. De redenering was wellicht bijbehorend is één woord en ook het voornaamwoordelijk bijwoord daarbij, dus ... Maar een werkwoord daarbijbehoren bestaat niet. Als we analogisch redeneren, zouden we dan ook daarbijberekend, daarbijbetaald, daarbijgebonden, daarbijgebouwd, daarbijgebracht enz. moeten spellen? En een spelling Zuiden als aardrijkskundig begrip voor Zuid-Europa is te verantwoorden, naast zuiden als windstreek. En waarom staat alleen alledrie in de woordenlijst, wellicht naar analogie van allebei? Is het dan ook alletwaalf, alleduizend? Inconsequenties van het Groene Boekje moeten in een dictee niet gehonoreerd worden, zoals
onhollands maar on-Nederlands. Een dicteeopgave moet zich beperken tot gevallen waarover geen betwisting kan bestaan, en moet twijfelgevallen vermijden. Wie bv. goed beschouwd heeft geschreven, heeft geen spelfout gemaakt.
Een ander en wellicht nog groter bezwaar is de dictie van de ‘dictator’. Elk jaar opnieuw zet Philip Freriks de deelnemers op het verkeerde been door zijn inconsequente uitspraak en slordige articulatie. Dat in een Nederlands dictee de eind-n na sjwa niet wordt uitgesproken, is correct. Maar dan moet het consequent gebeuren. Als sommige vielen gelezen wordt, dan is dat misleidend. De goede speller weet natuurlijk dat het sommigen moet zijn, omdat het zelfstandig gebruikt wordt en op personen slaat, maar de minder spellingvaste deelnemer kan uit de uitspraak vielen afleiden dat sommigen geen n behoeft. De rd werd onzorgvuldig gearticuleerd, floreerden klonk nagenoeg als floreren. Carrosserieën werd bij het herlezen met lange a uitgesproken. Misleidend. Fluorescerende werd een paar keer fluorezerende, de typisch Hollandse hypercorrecte uitspraak (een onbewuste correctie van de Hollandse verstemlozing van stemhebbende fricatieven z, v). Een goede nieuwslezer zegt bij een dergelijke verspreking: ‘ik herstel’ en herhaalt dan de correcte vorm. Langoest werd met occlusieve (Franse) g uitgesproken, zodat sommigen wel gedacht zullen hebben dat hier de Franse vorm langouste verwacht werd. De gekste fout was wel sint-juttemus, alsof er een heilige Juttemus bestond. Ik vermoed dat de dicteerder een calvinist is die het woord mis nog nooit gehoord heeft, ofwel een overtuigde postconciliaire katholiek, die alleen nog het woord eucharistieviering kent. We vragen ons af waarvoor een jury dient, als die bij dergelijke ontsporingen niet ingrijpt. Bij vorige edities was al de roep hoorbaar, dat een dicteerder aangesteld moest worden met een voortreffelijke
uitspraak en articulatie. Het is bekend dat de Vlaamse nieuwslezers beter articuleren. Buitenlanders - ook in Nederland - die het Nederlands als vreemde taal geleerd hebben, luisteren liever naar het VRT- of VTM-nieuws, vanwege de duidelijker articulatie. Een Vlaamse ‘dictator’ is dan ook aangewezen. Waarom niet Martine Tanghe, die in die functie trouwens beter zou passen dan als jurylid?