soms met een kritische pen erbij, altijd zeer geïnteresseerd. Zelf schreef hij een reeks redactionele stukken, waarin hij een doordachte visie op een coherent algemeen-Nederlands cultuurbeleid ontwikkelde.
Arie Willemsen en de Vlaamse minister van Cultuur en Brusselse Aangelegen-heren Hugo Weckx bij het afscheid van Willemsen uit de Rand van de Nederlandse Taal en Letteren op 11 november 1993 te Bergen op Zoom.
Als sociaal-democraat had ook hij het moeilijk met bepaalde facetten van de naoorlogse Vlaamse beweging. Eén keer had hij geschokt en verhijsterd gereageerd toen een Vlaamse extreem-rechtse club in Amsterdam een demonstratie had gehouden in een stijl en met slogans die de toeschouwers en de pers aan een onfris verleden herinnerden. Hij vertolkte onder de titel Non tali auxillo zijn ongenoegen in november 1968 in een scherp hoofdartikel: aan dit snort manifestaties en medestanders had men in het streven naar een stevige Vlaams-Nederlandse samenwerking geen hehoefte. Het artikel wekte Loved herocring dat het ANV-hoofdbestuur de redactie oplegde een wederwoord op te nemen. Aldus kregen de lezers in het Neerlandia-nummer van 1969 een ellenlang en onverteerhaar stuk van Karel Dillen op hun leestafel. Het zou niet de laatste maal zijn dat het hoofdbestuur order pressie van extreem-rechts het redactiebeleid van het tijdschrift kwam doorkruisen.
Vrij korte tijd later stapte Willemsen op als hoofdredacteur. Maar hij bleef verder actief in de kringen waar werk werd gemaakt van Vlaams-Nederlandse samenwerking. Hij was betrokken bij de voorbereiding van het Taalunie-verdrag. Hij werd lid en bestuurslid van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren en had er in de periode 1980-1985 een doorslaggevende invloed bij het operationeel worden van de Taalunie.
Ikzelf was in die periode zowel lid van de Raad voor de Nederlandse Taal en letteren als griffier van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie. Mijn inbreng in de Raad is lang niet zo belangrijk geweest als die van Willemsen en andere vooraanstaande leden. Maar de besprekingen in de Raad maakten duidelijk voor welke problemen er behoefte was aan politieke interesse. In gesprek en overleg met Arie Willemsen, Johan Fleerackers e.a. werd de agenda voor de bijeenkomsten de Interparlementaire Commissie voorbereid. Het was bij momenten een niet bepaald gemakkelijke opgave voorzitters en parlementsleden wegwijs te maken in de Taalunieproblematiek en ze van het belang van bepaalde agendapunten te overtuigen.
Het Reglement van Orde bepaalt dat een vertegenwoordiger van de Raad zonder stemrecht aan de werkzaamheden van de Interparlementaire Commissie kan deelnemen. Aldus woonde ook Willemsen veelvuldig de vergaderingen bij. De politici luisterden met grote aandacht naar zijn toelichtingen en opmerkingen.
Soms moet hij het er wel op de heupen hebben gekregen. Ik herinner mij hoe moedeloos hij naar het plafond zat te staren toen tijdens een urenlange discussie vooral duidelijk werd hoe weinig de heren van de spellingproblematiek bleken te snappen. En ik vergeet nooit hoe onze blikken elkaar kruisten toen een Vlaams lid van de commissie zich erover beklaagde dat de Nederlanders zo weinig wisten van de wijze waarop men in het verleden had getracht Vlaanderen te verfransen en zo weinig snapten van de Vlaamse taalgevoeligheden, en eraan toevoegdedat het daarom misschien jammer was dat de Duitsers Nederland niet gedurende langere tijd hadden bezet ...
De griffier heeft in het verslag van de vergadering de uitlating van het geachte lid geschrapt. Maar zo verbijsterd als Willemsen hem toen had aangekeken, dat kon alleen iemand die ondanks alles echt van Vlaanderen hield.