Minder betuttelen
Zo liet Van der Hoeven in haar inleidend woord weten de effectiviteiten van het onderwijs te willen vergroten door regelgeving en bureaucratie terug te dringen. ‘Het ministerie bepaalt weliswaar de kaders waarbinnen instellingen en professionals kunnen werken, maar zal moeten leren te ontvoogden en minder te betuttelen.’
Kortom, hoe de kunst van het vrijlaten beoefend moet worden en scholen meer ruimte moeten krijgen.
‘Ik ben voorstander van meer invloed van de ouders op de school, zowel op de openbare als de bijzondere school, waarmee in feite wordt teruggekeerd naar de oorspronkelijke bedoeling van vrijheid van onderwijs. Ouders willen meedoen en meebeslissen. En gelijk hebben ze. Ze moeten betrokken zijn bij de keuzes die scholen maken. Bijzondere scholen zijn het aan hun stand verplicht om hun bestaansrecht te bewijzen. Die identiteit kan christelijk, islamitisch of antroposofisch zijn. De scholen die deze slag niet kunnen maken, zullen het moeilijk krijgen’, waarschuwde de minister. Ouders vormen volgens Van der Hoeven een niet weg te denken factor, wanneer men het heeft over waarborgen van kwaliteit.
‘Er wordt van scholen nadrukkelijk gevraagd dat zij heldere verantwoording afleggen over de behaalde prestaties en de manier waarop de financiele middelen worden besteed. Maar de manier waarop de stof wordt onderwezen en hóe die middelen worden besteed, is dus de verantwoordelijkheid van de scholen zelf. De overheid op haar beurt zorgt voor een adequate bekostiging per leerling, zij stelt de exameneisen vast en bewaakt via de inspectie de kwaliteit van het onderwijs.’
In het Academiegebouw aan het Domplein werd ooit de Unie van Utrecht ondertekend, die beschouwd wordt als de grondslag van de Nederlandse Staat. In september van dit jaar vond er het onderwijsdebat plaats van het CDA: hoe ver reikt de vrijheid van onderwijs?