Taal in gebruikersinterfaces
Wat is dat precies, zo 'n user interface?
Dat stuk van het computerprogramma waar de eindgebruiker mee interageert. Neem nu het Word-icoontje op je scherm: als je daarop klikt, verschijnt er van alles, en wat er verschijnt, dat bepalen wij. Of je hoofdvensters hebt en bijkomende vensters, hoe je van die verschillende vensters naar elkaar gaat, hoe ze heten, hoe klein ze zijn of hoe groot, hoe je bepaalde keuzes kunt doorgeven, wat er gebeurt als je een fout maakt, dat definiëren wij allemaal. We tekenen dat zeer gedetailleerd uit en beschrijven dat heel precies. We bepalen dus hoe de interface eruitziet, hoe je erdoor kunt wandelen, welke functies erin zitten. Hoewel, welke functies erin zitten, dat bepaalt onze klant, maar we sturen daar typisch in mee, want vaak verliezen ze dingen uit het oog, of geven ze onbelangrijke zaken net te veel gewicht.
Wat is de rol of het belang van taal in zo'n interface?
Interfaces bestaan minstens voor 50% uit taal. De meeste computersystemen handelen vrij abstracte zaken af, en dan heb je woorden nodig om die zaken uit te leggen. Beelden schieten in dat geval vaak tekort, en zijn meer geschikt om te verwijzen naar heel concrete dingen. Neem het voorbeeld van een foutboodschap. Mensen ervaren ergernis en zijn hulpeloos als het computerprogramma nee zegt; dan moet je op een rustige manier in een duidelijke en beknopte taal uitleggen wat er mis gaat en hoe het probleem opgelost kan worden.
Met welke taal werken jullie het meest: Engels of Nederlands?
We werken zowel in het Engels als in het Nederlands. Maar in het Engels kun je veel compacter schrijven. In het Nederlands kan je vrij compact schrijven, in het Frans is het al een stuk moeilijker en in Duits is dat bijna onmogelijk. Dat is een probleem, want een interface heeft fysieke dimensies: wat je in het Nederlands of het Engels op je scherm krijgt, krijg je daarom nog niet in het Frans of het Duits op het scherm. Je zit met 10% toename in het Frans en met 15% tot soms zelfs 20% in het Duits. Ook zijn er stilistische verschillen: je kunt extreem compacte boodschappen schrijven door woordgroepen te gebruiken. Ik hanteer in het algemeen wel volledige zinnen, omdat dat vriendelijker en rustiger overkomt.
(uit: Natalie Hulsen, ‘Barbara Roels: schermen met taal’. In: Over taal, jg. 42 (2003), nr. 3, p. 51-53).