Vlaamse horeca- en winkeltaal
Christiaan Buysse
In vakantieperiodes, waarin menige winkel of andere handelszaak nu eens open, dan weer dicht is, word ik zoals ieder jaar getroffen door mededelingen dat de exploitant met vakantie is en dat op deze of gene datum de zaak weer toegankelijk zal zijn. Zo krijg ik dikwijls te lezen dat de exploitant in verlof is, of wordt de klant of achteloze voorbijganger een prettig verlof toegewenst. Ook staat steevast geschreven wanneer de zaak terug open is.
Als rasechte Oost-Vlaming, die zowat vijftig jaar geleden nog in een homogene dialectkring is opgegroeid, toen de schoolvakantie nog vakanse heette en de mensen op het dorp ook nog congé hadden, maar geen verlof, en waar er in Gent en omgeving bij Jan met de pet geen terug te bespeuren was om een herhaling uit te drukken, maar alleen maar were of weerom, vraag ik mij af welke duivel die ‘Schoon Vlaamse’ vormen verlof en terug heeft ingeblazen, als de standaardtalige vormen vakantie en weer zo voor de hand lagen ... Dat verlof en terug zijn evenwel maar symptomen van een dieper liggend zeer: Brabantse, Antwerpse import is in Vlaanderen blijkbaar sterker dan de standaardtaal, leraren Nederlands ten spijt.
Ik herinner mij hoe ik een paar decennia terug, (en niet weer) op televisie trouw keek naar de taalwenken ‘Hier spreekt men Nederlands’. Ik weet ook nog zeer goed dat het geheel nogal houterig overkwam, maar ik heb er toen heel wat uit geleerd en zelfs pret aan beleefd ... Misschien stond ik daarmee niet alleen.
Tegenwoordig lijken de ‘taalmakers’ in Vlaanderen te denken dat zulke taalwenken uit de tijd zijn ... Vlaanderen is namelijk zogenaamd volwassen geworden, ook op taalgebied, en taalwenken zijn te schools, te opdringerig, te belerend of wat weet ik al meer ... Ik neem aan dat nu door de ‘talige beleidslieden’ gedacht wordt dat de mensen de standaardtaal wel onder de knie zullen krijgen als ze maar vaak genoeg naar het journaal of de programma's van de VRT luisteren of kijken. Ik heb echter sterk de indruk dat dat voor een deel een illusie is. Ook recente taalhulpmiddelen als de Taaltelefoon of taalwenken op het Internet of in gespecialiseerde tijdschriften zullen aan de taal van het grote publiek weinig veranderen. Wie niet sterk in taal geïnteresseerd is of beroepshalve met taal te maken heeft, zal mij dunkt moeilijk de weg vinden naar gespecialiseerde diensten of locaties. Ook moet je eerst beseffen dat er met je taalgebruik iets fout is eer je kunt besluiten er iets aan te doen. En hier precies wringt het schoentje.
Mijn slotsom is dan ook dat het uiteraard niet de bedoeling mag zijn mensen de standaardtaal op te dringen, maar dat degenen die voor de standaardtaal openstaan, wel de kans moeten krijgen om die taal efficiënt en correct te leren. Ze kunnen bijvoorbeeld bewust gemaakt worden van de afwijkingen van die taal. Dat laatste wordt mijns inziens in Vlaanderen onvoldoende gedaan: het bewijs daarvan zijn sommige telkens terugkerende afwijkingen van de standaardtaal. Ik pleit er dan ook voor taalwenken in de media weer in te voeren, uiteraard in een modernere vorm dan een paar decennia geleden.