8. Koppel i.p.v. paar
‘Vestdijk was al in de zestig toen hij trouwde met de vrouw die jarenlang zijn huishoudster was geweest. Het koppel kreeg twee kinderen.’ (Knack, 11-11-1998)
In de betekenis van ‘twee personen van verschillend geslacht, door huwelijk, verloving of liefde verbonden...’ beschouwt de GVD koppel als gewestelijk. Opmerkelijk is niet alleen de vermelding van ‘verschillend geslacht’ (Van Dale: een beetje up to date, a.u.b.!) maar ook het uitsluitende ‘of’, alsof huwelijk en verloving de liefde zouden uitsluiten! Kramers vermeldt de Belgische betekenis niet. Uit het voorbeeld dat de Hedendaagse Van Dale geeft (‘een jong koppel: jonge man en vrouw’) blijkt dat hij koppel in deze betekenis als correct Nederlands beschouwt. Het Woordenboek voor correct taalgebruik (Theissen et alii) zegt echter dat koppel in de door GVD genoemde betekenis Belgisch-Nederlands is. In dit geval heb ik slechts naar voorbeelden van de Belgische vorm gezocht, want het opsporen van ‘paar’ zou tienduizenden voorbeelden hebben opgeleverd van alle mogelijke andere betekenissen van ‘paar’ die de computer niet kan differentiëren. In de drie Knack-corpora kwam koppel respectievelijk 161, 137 en 70 keer voor, d.i. ca. 32, 46 en 35 maal per jaargang. Ook hier zien we dus weer een stijging in de tweede periode en een daling in de laatste twee jaar. In het NRC-corpus ben ik slechts één enkel voorbeeld van koppel in de gewraakte betekenis tegengekomen:
‘Menig paar binnen en buiten Frankrijk, waaronder zelfs een koppel uit Mexico meende zich te herkennen in het gelukkige tweetal.’ (NRC, 03-05-1993)
Wel waren er tientallen voorbeelden van de twee AN-betekenissen, ‘sport’ en ‘politiek’:
‘“Die Zoetemelk wil de Tour winnen”, tierde het koppel Raas-Knetemann in koor’. (NRC, 05-07-1993)
‘Frankrijk en Duitsland, een ideaal koppel.’ (NRC, 05-08-1993)