Vraag het maar
Kraam
Afgelopen week hebben we ons tweede kindje gekregen, dus we zitten nog in de kraamtijd, hoewel de kraamvrouw alweer weg is. De kraamtranen hebben gelukkig nog niet gevloeid, dus ik heb een zeer gelukkige kraamvrouw. Mijn vraag: wat is de herkomst, oorspronkelijke betekenis van het woord kraam in bovenstaande constructies.
Henri Gubbels
De oudste betekenis van kraam is volgens de verschillende woordenboeken ‘uitgespannen doek, tentzeil’. Die betekenis is in het Middelnederlands al bijna verdwenen. De daaruit voortgekomen betekenis is die van ‘ruimte die met een gespannen zeil afgeschoten of tegen het weer beschut is’. De kraam van de markt (in Vlaanderen het kraam) is de eerstvolgende afgeleide betekenis, nl. met tentzeil afgeschoten ruimte waar koopwaar wordt aangeboden. De (markt)kramer komt ervandaan, ook de eigennaam geworden beroepsnaam Kramer, Kremer. En we kramen ook wat uit, zoals het in onze kraam te pas komt: uitdrukkingen die hieruit in gebruik zijn gekomen. Ook de koopwaar in de kraam wordt zo genoemd. In zo'n afgesloten ruimte, een bed met gordijn eromheen, kraam genoemd, baart de vrouw haar kind. Het duidt meteen het bed aan waarop de vrouw haar kroost ter wereld brengt, het kinderbed, vervolgens ook dat wat in het (kraam)bed plaatsvindt: de bevalling of de toestand waarin een onlangs verloste vrouw zich bevindt, de toestand van kraamvrouw. In de kraam liggen of zijn: bevallen zijn, ook als kraamvrouw hulpbehoevend neerliggen, waarna je weer uit de kraam komt. We gaan op kraambezoek en krijgen kraamgebak, en vroeger hield de kraamheer zijn kind ten loop. En de gezelligste zaal van het ziekenhuis is traditioneel de kraamzaal. (ER)