De kasba: wit en vol leven
Ons bovendorp is een stelsel van zeer nauwe straatjes rond het oude kerkplein. De bouwstijl en de structuur zijn Moors. Alles is, als in een kasba, dicht opeen gebouwd en de oosterse sfeer wordt versterkt door de witgekalkte muren en het vele smeedwerk. Als het donker wordt, is het op zijn mooist. De lantaarns gaan aan, de mensen zijn nog buiten en het verdwijnen van het licht verbergt moderne lelijkheden en benadrukt de harmonie en rust. Op een zachte avond, zo tussen zes en acht, loop ik graag buiten. De kinderen spelen in het donker op het plein, want de school is net uit. Moeders doen hun boodschappen of nemen met elkaar een kop koffie in een bar en de oudere mannen staan onder de lantaarnpalen, de jonge mannen komen uit de velden. En ik loop naar de internetwinkel, groet Manuel en ga op mijn vaste plek met de wereld communiceren. Ik lees op de Trouwsite dat Boudewijn Büch is overleden. Dat schokt me. We hadden het nog gisteren over zijn mooie reisprogramma's rond Goethe. Hij was drie maanden jonger dan ik.
De huizen hierboven bij ons zijn een tijdlang niet aantrekkelijk geweest voor Spaanse jonge gezinnen. Moeilijk bereikbaar met de auto, oud en tochtig, niet modern dus en dat is wat ze hier lange tijd per se wilden zijn. Weg met de oude rommel, en allemaal een cocina americana, zo noemen ze hier een moderne keuken uit de grote gladmakerij. Er wonen dus veel oude mensen rondom ons. Sommige delen van het bovendorp zijn verwaarloosd en er wonen immigranten en zigeuners. Ook enkele rijke buitenlanders hebben er huizen gekocht, want die zoeken de romantiek van dit soort plekken.
Maar het tij keert duidelijk. De straten hier komen weer in trek bij de jeugd. Er wordt veel verbouwd op dit moment. We kijken wel eens naar binnen of gaan op bezoek, zoals bij Theresa, onze sleutelbewaarder. Ze houden inderdaad van glad, zeg maar uiterst gepolijst wonen. Alles piekfijn wit betegeld. De vloer, de wanden tot het plafond, de zitbanken, de balustrades, alles wordt bedekt met tegels. Keramiek is een gouden business hier. En de zaak wordt afgewerkt met mooi hard TL-licht en een supergrote tv. Het lijkt wel of ze een slagerij hebben leeggeruimd, een paar meubels erin en hup, ze zijn er zo ingetrokken.
‘Yaco, callate!’, dat is de schreeuw die ik hoor terwijl ik dit schrijf. ‘Hou je kop, Yaco!’, roept buurvrouw Rosa naar haar hondje dat altijd buiten zit en tegen iedereen die niet op ons pleintje woont, schel begint te blaffen. Wij zijn in genade aangenomen. Yaco doet de dingen andersom: de mensen die hij kent, negeert hij volkomen, iedere onbekende krijgt zijn volle aandacht. Volgens de andere buurman, Gaspard, blaft Yaco alleen tegen Zuid-Amerikanen en Morisco's, dat zijn Marokkanen. Maar de wens is hier de vader van Gaspards gedachten, want net zoals de meesten hier, heeft Gaspard het niet zo op die nieuwe bewoners. Het lijkt wel Venlo. Alleen gaan ze hier niet met elkaar op de vuist. We staan er elke keer weer van te kijken hoeveel de Spaanse mensen van elkaar kunnen verdragen. Eeuwenlang wonen ze al boven op elkaar en ze zijn het nog lang niet zat, integendeel.
Buurvrouw Rosa is een jonge oma met een poetsfriemel en ze werkt, waarschijnlijk op therapeutische basis, in dienst van een hotelketen in Benidorm. Om te poetsen uiteraard en ze vindt het heerlijk. Zo snel als ze, na haar werk, weer thuis komt, gaan de ramen en deuren open, de muziek aan, de stoep wordt geveegd en even later komt ze op het balkon om de was op te hangen. We praten dan even tussen de natte lakens met haar. Haar stem is gevormd door het geschreeuw: schel en fel. Net Yaco.
Maar Lucia slaat alles. Zij woont een straat lager dan de onze en hoort tot de uitgebreide zigeunerfamilie in het bovendorp. Lucia houdt de flamenco-duende in ere en ze stijgt af en toe tot grote emotionele hoogten. Ze zingt het weliswaar zelf, maar jammer genoeg is het een cd van een van haar optredens die ze voortdurend opzet. Heel af en toe gebeurt er wat bijzonders: dan zingt Lucia, samen met een paar andere vrouwen, live door de open deuren. Vanachter het vliegengaas, als vanuit een harem, klinken dan meeslepend de klaagliederen waar het in de Spaanse mythe om gaat. En alles is er: tamboerijnen, castagnetten, een paar olés, handgeklap en zelfs haar pantoffels met pluche hondenkopjes weten een driftige voetroffel voort te brengen. Ik blijf staan luisteren en het hart schiet vol. De wind brengt tijmgeur van de bergen die zich tot een uniek aroma vermengt met de lucht van de veertig oude hondenkeutels op straat.
Wim Couwenberg