Nederland is te droog
Wonen aan het water is aantrekkelijk. Daarom hebben projectontwikkelaars en gemeenten de oevers van de rivier langzamerhand volgebouwd en zorgden de waterschappen met gemalen en andere technische hulpmiddelen er op hun beurt voor dat het overtollige water geen overlast veroorzaakte. De vervuiling door de toenemende bevolking en de aangetrokken industrie kon tot nu toe worden verwerkt door vergroting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties.
De wateroverlast bleek op deze wijze echter niet te voorkomen, zoals bleek uit de bijna-overstromingen aan het einde van de vorige eeuw. Ook uit de teruggang van de kwaliteit en de diversiteit van de natuurterreinen kwam naar voren, dat het bestaande beleid op de helling moet. Enerzijds werd geconstateerd, dat de snelle afvoer in de winter het overlastprobleem niet altijd oplost, anderzijds leidde de afvoer in de zomer tot een watertekort. Niet alleen wateroverlast bleek een probleem, ook de verdroging.
Langzamerhand is duidelijk geworden, dat wij de rivieren en beken in een te nauw keurslijf hebben gedrongen en dat we de wateren meer ruimte moeten geven. Die ruimte is nodig om in de winter de piekafvoeren op te vangen en in de zomer een reservoir te hebben, waaruit we het watertekort kunnen aanvullen. Ruimte voor water is dan ook de nieuwe slogan. En dat in een land, waar zo'n groot gebrek aan ruimte is! Meervoudig ruimtegebruik is daarom de opdracht aan de planologen. Die opdracht is niet onmogelijk, want waterberging verdraagt zich vaak heel goed met bepaalde vormen van natuurbeheer, landbouw en/of recreatie en wonen.
Water kent geen grenzen
Is waterbeleid een onderwerp, waarvoor plaats moet worden ingeruimd in een tijdschrift dat zich toch vooral bezighoudt met grensoverschrijdende onderwerpen? Naar mijn mening bij uitstek, want als er iets is, dat zich niet aan (lands)grenzen stoort, dan is het water.
Water stroomt voorts van boven naar beneden. Deze waarheid als een koe heeft vergaande consequenties. Zij maakt namelijk internationale samenwerking en afstemming onontbeerlijk. Neem bijvoorbeeld de waterberging. Als men in Vlaanderen (Wallonië of Frankrijk) in de rivieren, die vandaaruit Nederland binnenstromen, maatregelen neemt om piekafvoeren te voorkomen, betekent het, dat wij geen of andersoortige maatregelen moeten nemen. Doet men bovenstrooms niets, dan wentelt men het probleem af op het benedenstrooms gelegen gebied.
Hetzelfde verhaal gaat op voor de waterkwaliteit. Hoe kan in vredesnaam de overheid benedenstrooms waarmaken, dat een beek een bijzondere natuurfunctie heeft, als bovenstrooms de overheid de riolering op dezelfde beek laat lozen? Een voorbeeld als dit is geen theorie, maar helaas praktijk. Ook voor het bereiken van draagvlak onder de direct betrokkenen is het rampzalig, als de ene burger iets verboden wordt, terwijl zijn buurman in het andere land het ongestraft mag doen. Boeren in het grensgebied worden regelmatig met dit soort situaties geconfronteerd.
Tot voor kort konden de buurlanden eigenlijk alleen op basis van vrijwilligheid tot afstemming komen maar met vrijwilligheid kom je nergens: zodra het eigenbelang te zeer in het geding komt, is de bereidheid om tot afspraken te komen buitengewoon gering.
Daarom is het gelukkig, dat het Europese parlement zich met water gaat bemoeien. Onlangs kwam de Europese Kaderrichtlijn Water tot stand. De richtlijn probeert enige lijn en eenheid te brengen in het waterkwaliteitsbeheer in Europa. De richtlijn gaat uit van de zogenaamde stroomgebiedbenadering. Zij trekt zich dus niets aan van de landsgrenzen, maar volgt de natuurlijke loop van een rivier of beek en dwingt de overheden binnen zo'n (deel)stroomgebied een gezamenlijk plan te maken, waarin wordt aangegeven hoe men komt tot kwaliteitsverbetering van die stroom. Er zullen stroomgebiedsautoriteiten moeten komen, internationale waterschappen, die over de landsgrenzen heen voorschriften en dwingende regels kunnen maken teneinde het doel te bereiken.