Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107
(2003)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Klinkervariatie in het Standaardnederlands
| |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
afkomstig uit verschillende provincies in Nederland en Vlaanderen. Hun leeftijd varieerde van 22 tot 60 jaar. Het interview bestond uit verschillende taken, bijvoorbeeld woorden voorlezen en plaatjes benoemen. Met elke leerkracht werd ook een gesprek gevoerd van minstens een kwartier. Het is de spontane spraak, gerealiseerd in dat gesprek, die hier verder wordt onderzocht.
Uit de gesprekken met de leerkrachten werden drie woorden geselecteerd: manier, probeer(t) en moment. Die woorden hebben de volgende kenmerken gemeenschappelijk: ze tellen twee lettergrepen, de klemtoon valt op de tweede lettergreep en de eerste lettergreep eindigt op een klinker. In totaal leverden de interviews 813 woorden op: 236 keer manier, 291 keer moment en 286 keer probeer(t). De woorden werden stuk voor stuk uit de interviews geknipt en door drie beoordelaars beluisterd. Op een schaal gaven de luisteraars aan of ze een lange klinker (b.v. mooment), een korte klinker (b.v. momment), een doffe e (b.v. mement) of een totaal gereduceerde vorm (b.v. 'ment) hoorden. Vonden ze de klank niet echt lang maar ook niet echt kort, dan kozen ze voor de tussencategorie ‘lang/kort’. Een korte klinker die al wat zweemde naar een doffe klank, kreeg de tussenscore ‘kort/dof’. Twijfelden de beoordelaars of ze een doffe e hoorden of een volledig gereduceerde vorm, dan kozen ze voor ‘dof/zero’. Er werd dus gewerkt met een zevenpuntsschaal, die er als volgt uitzag:
Omdat in spontane gesprekken vaak snel gesproken en/of minder goed gearticuleerd wordt, zijn sommige woorden uit zo'n conversatie onverstaanbaar als de oorspronkelijke context ontbreekt. Daarom werd ook in de keuzemogelijkheid ‘onverstaanbaar’ voorzien. Over 549 realisaties waren de drie beoordelaars het eens. Om de betrouwbaarheid van de resultaten te garanderen, werden alleen die 549 realisaties verder verwerkt.
Alle varianten die we verwacht hadden, bleken inderdaad voor te komen: we troffen zowel lange vocalen, korte vocalen, doffe e's als totaal gereduceerde vormen aan. Het populairst bleek de korte realisatie (68%) (momment). De lange realisatie (mooment) werd slechts in 2% van de gevallen gebruikt. De uitspraak met doffe e (mement) en de volledig gereduceerde vorm ('ment) kwamen ongeveer even frequent voor (resp. 7% en 9%). In de overige gevallen kozen de drie beoordelaars voor een tussenscore: ‘lang/kort’ (8%), ‘kort/dof’ (5%) en ‘dof/volledig gereduceerd’ (2%). Vervolgens vergeleken we de uitspraak van de Vlaamse en de Nederlandse leerkrachten. Vlaanderen en Nederland bleken een heel ander patroon te vertonen. In Vlaanderen is er eigenlijk maar één populaire variant: in 87% van de gevallen werd een korte klinker gebruikt (momment). In Nederland is er veel meer variatie. De uitspraak met korte klinker haalt daar ‘maar’ 37%. Zowat 3% van de Nederlanders gebruikt de lange realisatie (mooment), ongeveer 18% de doffe uitspraak (mement), en meer dan 20% reduceert de klinker zelfs totaal ('ment). De drie tussencategorieën waren elk ook nog goed voor 5 tot 8% van de scores. Dat sterke reducties van het type moment > 'ment niet meteen opvallen in een spontane conversatie, komt omdat we gesproken taal in grotere gehelen verwerken, en niet klank per klank. Zeker in een min of meer vaste uitdrukking (b.v. op een gegeven moment) kan er heel wat reductie optreden zonder dat de verstaanbaarheid in het gedrang komt. Op basis van de omringende woorden weet de gesprekspartner meestal wel waarover het gaat, ook al werd moment dan misschien herleid tot 'ment.
Samenvattend kunnen we stellen dat de uitspraak met korte vocaal veruit het populairst is, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Hoewel makers van Vlaamse uitspraakgidsen duidelijk de voorkeur geven aan de lange variant, gebruikten de Vlaamse leerkrachten in 87% van de gevallen een korte klinker (momment). De doffe uitspraak (benaan, mement) komt niet voor in het Standaardnederlands van de Vlaamse leerkrachten, wel in dat van hun Nederlandse collega's. Vanuit dialectologisch oogpunt is klinkerverdoffing nochtans niet typisch voor Nederland. Ook in Noord-België is klinkerverdoffing in een aantal dialectgebieden heel normaal. Het lijkt er dus op dat het ondubbelzinnige advies in de Vlaamse gidsen om niet te verdoffen effect heeft gehad. In Nederland komen naast de uitspraak met lange, korte en doffe klinker ook nog een groot aantal totaal gereduceerde vormen voor ('ment, mnier). Of hoe Bert en Ernie ons eigenlijk alleen het topje van de Nederlandse variatieberg lieten zien...
Het geluidsmateriaal dat in dit artikel wordt geanalyseerd, is verzameld in het kader van het VNC-project Variatie in de uitspraak van het Standaardnederlands (FWO G-2205.98). |
|