Recensies
Recente literatuur over Suriname
Suriname is het enige Nederlandstalige land buiten Europa. Het gegeven is opmerkelijk, omdat die vernederlandsing relatief laat heeft plaatsgevonden. Aanvankelijk sprak de slavenbevolking geen Nederlands, maar het zgn. Negerengels, een taal die ontstaan was in de jaren 1650 tot 1667, toen Suriname een Engelse kolonie was, en de jaren daarna, toen nog grote aantallen plantage-eigenaren Engelsen waren. Het ingewikkelde proces van vernederlandsing na de invoering van de leerplicht, de vorming van Surinaams nationalisme, de bewustwording van een Surinaamse identiteit, de banden met het moederland en de pogingen die door te snijden, het zijn allemaal aspecten van de Surinaamse geschiedenis die hevige emoties en contoverses hebben opgeroepen. Daarbij is de Nederlandse invloed en de positie van de Nederlandse taal na de onafhankelijkheid alleen maar sterker geworden, lijnrecht tegen de bedoelingen van alle autoriteiten in. Temidden van de schier onoverzichtelijke literatuur zijn voor de algemene lezer bestemde werken die een goed synthese bevatten nauwelijks voorhanden.
Dat is een reden te meer om de verschijning toe te juichen van het werk van de voormalige ANV-voorzitter Nederland Henk Waltmans, die in eigen beheer een boek uitgaf, getiteld Suriname 1650-2000. Een politieke studie (Oosterhout: 2002). Hij heeft degelijk onderzoek gedaan en zich goed in de geschiedenis verdiept. Over zijn behandeling van de vroege geschiedenis ben ik niet helemaal tevreden, omdat hij soms te onkritisch de bestaande amateuristische geschiedschrijving heeft benaderd. Maar naarmate het boek vordert, wordt het persoonlijker en lezenswaardiger. Als lid van de Tweede Kamer volgde hij het proces van dekolonisatie en de nauwe banden met het onafhankelijke Suriname met grote belangstelling. Waltmans laat zich schamper uit over het in 1991 gelanceerde plan-Lubbers, dat een nauwere staatkundige band tussen Nederland en Suriname beoogde, in feite een terugkeer inhield naar het Statuut van 1954 tot 1975. Dit plan stuitte in beide landen op veel verzet en wantrouwen, maar het heeft ook veel enthousiasme opgeroepen en was de aanzet tot verwezenlijking in afgeslankte vorm, te weten het Raamverdrag van 1992. Ook over de recente ontwikkelingen blijkt Waltmans goed op de hoogte en heeft hij eigen standpunten. Zijn boek is een waardevolle aanvulling op de synthese van de hand van J. Buddingh' Geschiedenis van Suriname (Baarn: 1995, tweede druk 1999), maar vervangt die niet.
Bij het zoeken naar een eigen Surinaamse identiteit is in de geschiedschrijving veel aandacht besteed aan de Boslandcreolen, nazaten van weggelopen negerslaven die in het binnenland eigen gemeenschappen hebben gevormd. Vooral antropologen hebben zich met geestdrift op dit onderwerp gestort, waarbij in eerste instantie het uitgangspunt de orale geschiedenis van de Boslandcreolen was, aangevuld met archiefonderzoek. De historicus Frank Dragtenstein heeft nu het eerste samenvattende werk ‘De ondraaglijke stoutheid der wegloopers’. Marronage en koloniaal beleid in Suriname 1667-1768 (Utrecht:2002) geschreven over de vroege gechiedenis van de wegloperij tot 1768. De auteur is docent geschiedenis aan de Hogeschool en havo voor Muziek en Dans in Rotterdam. Het werk is vorig jaar verdedigd als dissertatie aan de Universiteit van Utrecht. Dragtenstein baseert zich op de omvangrijke literatuur en heeft daarnaast zeer grondig kennisgenomen van het nog omvangrijker archiefmateriaal. Hij besteedt aandacht ook aan de tot nu toe niet onderzochte vroegste vormen van wegloperij, de relaties van de bosnegergemeenschappen onderling en met de Indianen. Het resultaat is indrukwekkend. Het is daarbij redelijk leesbaar, omdat de omvang binnen de perken blijft.
Even degelijk, maar minder compact is het werk van Lila Gobardhan-Rambocus, een dissertatie verdedigd in Leiden. Het boek heet Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname 1651-1975 (Zutphen: 2001).
Lila Gobardhan is docente aan de lerarenopleiding in Paramaribo. Het proefschrift bevat een schat aan informatie over de vernederlandsing van het onderwijs, vooral gepropageerd door de inspecteur van het onderwijs H.D. Benjamins, werkzaam van 1878 tot 1910. Benjamins was een felle tegenstander van het Negerengels, tegenwoordig Sranan Tongo genoemd. Daarnaast vertelt Gobardhan ook over onderwijs in andere talen. Zij wijst erop dat het proces van vernederlandsing vooral plaatsvond in de jaren 1948 tot 1975 en daarbij gesteund werd door een elite van de koloniale samenleving. In dit verband zou een vergelijkende studie over de totaal verschillende ontwikkelingen in Suriname en de Nederlandse Antillen verhelderend zijn. Acceptatie van een eigen Surinaamse variant van het Nederlands stuitte in deze jaren op verzet van onderwijsmensen in Suriname, terwijl vanuit Amsterdam W.G. Hellinga daar juist voor pleitte. Het zijn een aantal grepen uit een rijk boek. Niet altijd heeft de auteur haar behoefte veel te willen zeggen opgeofferd aan het verlangen een strak betoog op te bouwen.
Over het Surinaams Nederlands nog een enkel woord. In