Kroniek
Vlamingen en andere Nederlanders
Een ANV-Visser-Neerlandiaprijs voor Richard Celis
Staten hebben evenzeer een ontvoogdende als een bevoogdende rol vervuld. Namens de samenleving werd de staat weggehoond als onnutte overmacht en nagestreefd als steun en toeverlaat: de verzorgingsstaat. Ook volksbewegingen, zodra ze tot een bewustzijn van identiteit gekomen zijn, hebben de staatsmacht zo gezien. Vooral voor de Tweede Wereldoorlog was een belangrijk deel van de Vlaamse beweging, met een grote echo in Nederland, op de ongedefinieerde Dietse volksstaat gericht. Inmiddels staan we gelukkig een eeuw verder, letterlijk en als metafoor. De Europese context en de Belgische context zijn grondig gewijzigd.
Dit stelt nieuwe eisen aan kleine sterke staten van het deltagebied. Het biedt ook over grenzen heen nieuwe mogelijkheden voor alle belangrijke functiegroepen in ons deltagebied. In België werd op een democratische wijze van een centralistisch staatsmodel afgestapt. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest hebben naast de federatie hoofdzakelijk eigen en niet-ondergeschikte wettelijke mogelijkheden. Die zijn nog uitbreidbaar. In Nederland en in Vlaanderen kan worden gewerkt aan een verdere ontstaatsing door de nadruk te verleggen naar de samenlevingskringen in een regime van zelfvoorziening en solidariteit. Onze algemeen-Nederlandse cultuurgemeenschap is zo'n samenlevingskring, waarin taal en cultuur de ondersteuning moeten krijgen van een gezamenlijk instituut.
Ondertussen is het interessant te lezen hoe hierover gedacht wordt door de opiniemakende mensen, zoals Richard Celis, die op 14 december 2002 de ANV-Visser-Neerlandiaprijs kreeg overhandigd..
De gelauwerde erenotaris Richard Celis heeft gedurende zijn hele leven, vanaf de studentenjaren tot de ‘erejaren’, een zeer duidelijke draad geweven van grote sociale en culturele betrokkenheid, met vele werkstukken als bewijs van opmerkelijke daadkracht. Daarbij situeert hij zich complexloos in dat segment van het democratische Vlaams nationalisme dat een eigen Vlaamse staat tot stand wil brengen, ‘niet om in een cocon van zelfvoldaanheid te kruipen maar om met dat middel, de eigen soevereiniteit, uit te groeien naar Europa en de wereld, maar in de eerste plaats naar Noord-Nederland!’
Daarmee zegt Richard Celis meteen dat ‘de Nederlanden’ voor hem een identitair begrip is en formuleert hij, los van historische verwijzingen naar vroegere eenheid, waarvan hij aanvaardt dat ze niet werken, een voorstel voor (over?)morgen.
Hij pleit voor: ‘Niets minder dan een ‘supranationale culturele Unie van Vlaanderen en Nederland, in het Europese kader’ en acht elk woord van deze mededeling essentieel.
In zijn dankwoord bij de prijsoverhandiging zegt hij ons, ‘Vlamingen en andere Nederlanders’, daarover het volgende.