Kleinschalige samenwerkingsverbanden
‘De meeste problemen blijken voort te vloeien uit een gebrekkige afstemming van beleid, regels en voorschriften aan weerszijden van de grens. Instanties hebben te kampen met een relatief lage klantdichtheid van de grensstreek, terwijl overheidssubsidies niet voor grensoverschrijdende trajecten gelden. Daarnaast heeft men te maken met hoge exploitatiekosten doordat elk land zijn eigen regelingen kent.
Om al deze problemen te kunnen ondervangen, luidt mijn stelling dat er in kleine kring afspraken moeten worden gemaakt. Dus samenwerkingsverbanden zonder al te veel schakels. Anders verloopt het overleg veel te moeizaam. In feite zijn de projecten van onze Kamer ook kleinschalig. Ik denk dat dit een heel belangrijke reden is voor een kans van slagen.
Daarnaast is het opmerkelijk dat voor die grensoverschrijdende dossiers, waarbij niet de overheden maar privé-investeerders de dienst uit maken, de projecten altijd zeer snel worden gerealiseerd. Philip Morris bijvoorbeeld, heeft een zusterbedrijf in Brussel. Aan beide zijden van de grens worden activiteiten ontwikkeld. Dat gebeurt al jaren. Het is als het ware één club, die zich van grenzen niets aantrekt. Het verschil wordt tenminste niet zo ervaren. Zo is het ook met de zogeheten Beneluxering. Dit zijn bedrijven met een relatief kleine thuismarkt die zich - veelal vanuit Breda - in EEG-verband weten te manifesteren. Enkele voorbeelden zijn Data General vanuit Brussel en Amsterdam, Esso vanuit Den Haag en Brussel en Villeroy & Boch vanuit Brussel en Nijkerk, gevestigd in Oosterhout.
Beneluxsamenwerking is van groot belang. Alleen op die manier kunnen bedrijven, die met grote investeringen en een kleine thuismarkt worden geconfronteerd, overleven.
Wanneer je het hebt over een grenslandtoets denk ik niet dat die op beleidsniveau moet worden uitgevoerd, maar moet worden afgestemd op de dagelijkse vraag van de ondernemers’, aldus Schipper.