Literatuur
Noren gezien door Vlamingen
● Marcel Janssens
Bij uitgeverij Pelckmans (Kapellen) verscheen een studie van Bart Dooms, Een gezonde noordervorst, met als ondertitel Vlaamse visies op Noorse literatuur tussen 1830 en 1914 (125p.). Daarin wordt het culturele interesse van Vlaanderen voor Noorwegen onderzocht met inachtneming van een paar onontwijkbare beperkingen: de literatuur, die hier het leeuwenaandeel van de aandacht verkreeg, maakt natuurlijk slechts een apart deel uit van de culturele interesses en relaties; en de onderzochte periode beslaat maar de jaren 1830 tot 1914. Het boek bevat niettemin leerrijke en stimulerende informatie die best bij gelegenheid vervolledigd zou mogen worden.
In het eerste hoofdstuk, De belangstelling voor de Noorse literatuur in de negentiende eeuw, wordt een beknopt overzicht geboden van Vlaamse belangstelling voor literatuur uit Noorwegen vanaf de Van-Nu-En-Straks-Beweging over Guido Gezelle en Stijn Streuvels tot ongeveer de Eerste Wereldoorlog. Culturele aansluiting bij Noord-Europa werd in de glorietijd van onze romantiek voorgesteld als een mentale toenadering tot ‘onze stambroeders’ en dat ‘ter grootere eere des Algermaanschen Volks’ (p.18). Vooral Hendrik Ibsen gold toen als het pronkstuk van onze bewondering en van onze verwantschapsgevoelens. August Vermeylen en Emmanuel de Bom vooral zijn in Vlaanderen opgetreden als smaakmakers voor Ibsen en voor andere Noorse realisten en naturalisten. Streuvels, die rechtstreeks uit het Noors kon vertalen, zal van zijn Noorse peetvaders zowel thematiek als stijl erven. Jules Perseyn besteedde dan weer veel aandacht aan religieuze discussiepunten, bijvoorbeeld bij Arne Garborg. En Gezelle had decennia vroeger al Een Noordsch en Vlaemsch Messeboeckske (1860) samengesteld, dat in deze studie terecht relatief veel aandacht krijgt (in het derde hoofdstuk Capita selecta). Kortom, de meeste fans van de Noorse literatuur huldigen een ‘pan-germanistisch ideaal (p.35), ja, ze idealiseren hun ‘germaanse broeders in het hoge noorden’ op een voor ons nu vrij naïeve wijze. In al die uitwisselingsprocedures speelde het Noorse literair-culturele tijdschrift Samtiden de belangrijkste rol. Daaruit blijkt maar weer eens, in dit geval vanuit een romantisch overtrokken stukje verleden, wat voor een schakelfunctie een degelijk tijdschrift kan uitoefenen.
Het tweede hoofdstuk, Een verklaringsmodel, biedt een interessante methodologische aanzet om die fenomenen in hun cultuurhistorische context (in hun systematische samenhang) te bestuderen. Romantiek vloeide over in de profilering van pan-germaanse volksverwantschap. Het gevecht tegen de Franse overheersing in België na 1830 beïnvloedde die idealisering van het raszuivere Noorden, waar Vlaamse voorvechters ook ‘bondgenoten’ ontdekten in strijdbare Noorse nationalisten die hun nationale identiteit even vastberaden verdedigden als onze flaminganten. De Noorse literatuur uit de late negentiende eeuw was duidelijk nationalistisch geprofileerd; dat klonk de vermelde bloemlezers, vertalers, commentatoren in Vlaanderen als muziek in de oren. Ibsen moge dan nook echt bij een ruimer publiek doorgebroken zijn (p.51), de aura van zijn persoon en zijn werk heeft op Vlaanderen zeer efficient afgestraald.
Mij heeft ook de andere zijde van de spiegel, met name het beeld van Vlaanderen in Noorwegen, bijzonder geboeid. Recent onderzoek wijst uit dat in Noorse literatuurgeschiedenissen wel ‘Belgische literatuur’ voorkomt, maar Vlaamse literatuur helaas niet (p.90). De Frans-Belgische literatuur, met Nobelprijs Maurice Maeterlinck op kop, verhinderde dat ‘Vlaamse literatuur’ ook haar aandeel kreeg, tenzij dan bij gelegenheid als voedingsbodem (‘la Flandre profonde’) voor die in het Frans schrijvende auteurs van Vlaamse herkomst. Conscience, nochtans in verscheidene Scandinavische talen vertaald, viel daarbij zelfs door de mand (p.92). Wel worden in België twee ‘rassen’ of twee verschillende ‘volkstemperamenten’ onderscheiden: de Vlaamse en de Waalse (p.92). ‘Vlaams’ wordt bij gelegenheid als ‘Noords’ ervaren, dus wel stamverwant met de Scandinavische regio's van Europa. Belgié zou als geheel meer doordrongen zijn met de Germaanse cultuur uit het Noorden. De Vlaamse en de Noorse taalstrijd (de strijd van ‘bondgenoten’ voor het eigen nationale erfgoed) liggen zo nauw bij mekaar, maar over de Vlaamse ontvoogding komen wij ternauwernood iets te weten. En vertalingen, behalve die van Conscience, zijn er voor 1914 bijna niet. Het doet dan deugd dat je in een reisverslag uit 1892 kunt lezen over Brugge: ‘... Noord-Europa's meest idyllische stad...’ (p.100).
De auteur constateert terecht dat nog te weinig onderzoek besteed werd aan een boeiend onderwerp als deze Vlaams-Noorse relaties (p.119). De studie van Bart Dooms is de eerste in een Norvegia-Reeks, uitgegeven door de Noors-Vlaamse Vereniging (NVV) / Nors-Flamsk Forening (NFF). Men mag hopen dat die reeks degelijk voortgezet wordt.