belangrijke te noemen. Als je een panoramisch gezicht wil geven vanuit een helikopter, zegt de producent misschien: “Kan het niet van de kerktoren, dat is ook al hoog genoeg.” Of een nachtscène wordt vervangen door een dagscène omwille van de prijs. Of als er sprake is van een zeer aantrekkelijke jonge vrouw, heb je meteen het beeld van een bepaalde vrouw in je hoofd en dan moet er in Vlaanderen gezocht worden naar een aantrekkelijke actrice die ook nog kan acteren, en dan is men vlug uitgepraat... En dat zie je op het scherm iemand die niet lijkt op degene die je in je verbeelding zag. Het zijn allemaal factoren die maken dat je film in je hoofd veel mooier en interessanter was. Men gaat bij VTM beginnen met de verfilming van de boeken van Aspe. Ik kan me voorstellen dat er over een jaar of zo alvast één iemand teleurgesteld zal rondlopen, en dat zal Pieter Aspe zelf zijn. Hij zal zich zijn personages ongetwijfeld anders hebben voorgesteld dan degene die hij in de film zal te zien krijgen. Idem voor het decor waarin ze zich bewegen. Aspe kan zijn personages door drukke Brugse straten laten lopen. Maar een Brugse straat vol toeristen afsluiten, is voor filmmensen niet te realiseren.’
- De verhouding tussen scenarioschrijver en regisseur kan moeilijk liggen. Wat verkiest u: dat de scenarioschrijver zijn ding doet en de regisseur ook? Wat is de ideale manier van werken?
Paul Koeck: ‘De ideale manier van werken zou erin bestaan dat ik als scenarist mijn beroep uitoefen en dat hij als regisseur zijn beroep uitoefent. Als je tijdens het werk regelmatig samen zit, is het voordeel dat je samen tot oplossingen komt en het nadeel dat je als scenarist niet kunt bewijzen wat je bedoelde. Je werkt ergens naartoe maar je wordt regelmatig in de wielen gereden door de regisseur die dat niet zo aanvoelt. Je moet regelmatig besturen. Het voordeel is dat je achteraf meer zult zien wat je samen aan tafel hebt bedisseld.’
- Maar het gebeurt ook dat een scenarist zijn scenario maakt en dat een regisseur dan een film aflevert die mijlen verwijderd is van wat de scenarist voor ogen had.
Paul Koeck: ‘Dat is vaak het geval en dat is dikwijls zeer ontmoedigend. Wat tv betreft, is het meestal zo dat de scenarist nogal gevolgd wordt. Dat is medium-gebonden. Als een omroep me een opdracht geeft, lever ik op een bepaald moment mijn werkstuk in en dat moet de omroep een regisseur zoeken. Dan is het aan de regisseur om te zeggen of hij het een interessant project vindt of niet. Zegt hij ja, dan wordt verondersteld dat hij het doet en niet dat hij zegt: “Het is interessant maar achterstevoren”, of zoiets. Bij tv lees je makkelijk “een reeks van”, en dan krijg je de naam van de scenarist. Bij een film lees je dan altijd de naam van de regisseur. Villa des roses is van Frank Van Passel. Wie heeft van de scenarist Christophe Dirickx gehoord?
Zoals het er nu aantoe gaat, is de frustratie vaak, althans bij mij, dat je or een film te maken subsidies, of geld tout court, krijgt op basis van het scenario. Dan komt het scenario in handen van een regisseur en die doet er iets totaal anders mee. In het algemeen wordt er dan, tot mijn verbazing, niet geprotesteerd, terwijl die miljoenen naar iets gegaan zijn dat niet bedoeld was. Als het lukt, zoekt niemand er iets achter. Mislukt het, dan zegt men vaak: “Het was een slecht scenario”, terwijl niemand het scenario gelezen heeft en men uit het oog verliest dat de regisseur er een ontzettende wending aan gegeven heeft die verder gaat dan het zo goed mogelijk verfilmen van iets dat hij goed vond. Een regisseur zou, als hij een scenario goed vindt, zich moeten beperken tot het zo goed mogelijk vertellen van het interessante materiaal. Het dubbel zo interessant maken, bij wijze van spreken.’
- U bent dus voorstander van overleg tussen scenarist en regisseur?
Paul Koeck: ‘Volgens mij moet een regisseur minstens, als hij het scenario gelezen heeft, met de scenarist gaan praten en een aantal vragen stellen. Een regisseur kan sommige zaken die een scenarist geschreven heeft soms zeer vreemd interpreteren. Een scenario is in zekere zin weinig mededeelzaam, het is zeer zakelijk en het kan op diverse manieren gelezen worden. Het biedt meer ruimte voor de eigen verbeelding dan een roman. Een roman is dwingender. In een gesprek moet een scenarist opmerkingen van de regisseur kunnen ondervangen. Of juist niet. Het kan ook zijn, en het gebeurt ook vaak, dat een regisseur op zaken wijst die contradictoir zijn of zo, en dat de scenarist blij is dat het scenario door een creatief iemand gelezen werd. Het moet gezegd worden: scenaristen zijn vaak gefrustreerd door wat er van hun werk gemaakt wordt maar er zijn ook voorbeelden van regisseurs die een scenario sterker maken natuurlijk. Ik geef het voorbeeld van mijn scenario De Onweersvogel dat Peter Simons regisseerde. De producer toen op de BRT was zeer ongelukkig met wat het geworden was. Ik ging met hem de eerste werkversie bekijken en ik vond het een zeer geslaagde verfilming maar met een heel andere sfeer dan ik gezien had. Ik had een fait divers gezien: een ex-gevangene die een gezinnetje binnenkomt dat al 40 jaar knus met elkaar leeft maar in routine is weggezakt. De vrouw krijgt door die ex-gevangene haar wellicht laatste kans om uit te breken en zij kiest om het niet te doen. Peter heeft daar ingredienten van een thriller ingebracht en ik vond dat geslaagd. Hij had een totaal andere sfeer dan ik maar ik voelde me nog altijd de scenarist van dat gegeven. Zoals ik al zei, is het een zeer succesvolle film geworden.’