Frans F.A. Baert
‘Ik ben Frans F.A. Baert, advocaat, eresenator, oud-president van de
Orde van den Prince en sinds jaar en dag lid van het
ANV. Ik ben 76 jaar, professioneel nog vrij actief, maar toch al enigszins in ruste. In mei kreeg ik een telefoontje van An De Moor met de voor mij even verbijsterende als vererende vraag of ik bereid was voorzitter Vlaanderen te worden van het
Algemeen-Nederlands Verbond. Na enkele dagen bedenktijd, overleg met mijn echtgenote, en de verzekering dat het voorzitterschap niet veel tijd en werk zal vergen, heb ik ja gezegd. Men zal het mij niet kwalijk nemen dat ik nog wat moet wennen aan die functie, mijn weg nog moet zoeken in het labyrint van bestuursniveaus, werkgroepen, initiatieven, financiële problemen, gewoontes. Met de belangrijkste figuren heb ik intussen kennis gemaakt, - voor zover ze niet allang tot mijn vrienden behoorden. Het valt mee, ik ben al zo ver gevorderd dat ik mij al eens heb geërgerd aan sommige aspecten van het beleid, en mij heb voorgenomen te proberen daar iets aan te doen. Duiden overigens deze
Frans F.A. Baert
ergernis en deze wil-tot-verbetering niet op gedrevenheid én vertrouwen? Wanneer men geroepen wordt om een vereniging te helpen leiden, is het goed, eigenlijk noodzakelijk, er de statuten nog eens op na te slaan, ook al weet men natuurlijk grosso modo al waar het om gaat. Het doel van het
Algemeen-Nederlands Verbond vindt men in de statuten, in de preambule: de handhaving en de ontplooiing van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap waar ook ter wereld, uitgaande van het bestaan van één Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap, ongeacht de staatkundige grenzen, binnen een cultureel pluriform Europa. Er moet een actief binnen- en buitenlands taal- en cultuurbeleid worden gevoerd, met het verdragsgebied van de
Nederlandse Taalunie als uitgangspunt. Erkenning van de verscheidenheid binnen het Nederlandse taalgebied en de andere gebieden ter wereld waar Nederlands of een aanverwante taal wordt gesproken, is noodzakelijk. In artikel 2 wordt dat verder uitgewerkt. Het is een ideaal dat mij ooit door een paar gymnasiumleraars werd meegegeven en dat ik heel mijn leven heb meegedragen. Als president van de
Orde van den Prince heb ik dat willen uitdragen en de paar jaren van mijn voorzitterschap van het ANV Vlaanderen wil ik me daar ook voor inzetten: het doel zo goed mogelijk helpen realiseren, hinderpalen op de weg daar naartoe uit de weg ruimen, problemen proberen op te lossen, de voorhanden zijnde werkmiddelen zo efficiënt mogelijk aanwenden en ze uitbreiden. Het is een moeilijke én edele opgave. Ik wil daar mijn best voor doen. En ik kan maar slagen met de hulp van allen, bestuursleden én leden, die in het
Verbond aan de weg timmeren. Mag ik dan ook op u allen rekenen?’