Geen litanie
Een typisch voorbeeld van Tijmen Knechts werkwijze vormt zijn beoordeling van de hulp van Nederlanders aan joden tijdens de bezettingstijd. Hij attaqueert op velerlei manieren de mening van sommige geschiedschrijvers dat die hulp niet veel voorstelde. Hij ergert zich aan de grote litanie van ‘onze schuld, onze schuld, onze allergrootste schuld...’ die uit de mond van deze mensen voortkomt. Nanda van der Zee werkt op Tijmen Knecht in dit verband als een rode lap op een stier. ‘Niet veel voorstellen’, zegt Knecht. ‘Waarom zijn dan tegen de 30% van de tot nu toe uitgereikte Yad Vashem onderscheidingen Nederlanders ten deel gevallen?’ (p.164) Hij waagt de stelling: ‘Hadden de joden meer gespreid gewoond en vaker gereformeerde buren en dito contacten gehad, een veel groter aantal van hen zou de mogelijkheid tot onderduiken zijn geboden.’ (p.146) Na deze ‘onbewezen’ hartenkreten gaat hij omstandig het a-historisch karakter van geschiedkundige boeken over de jodenvervolging aantonen. Hij wijst erop dat Van der Zee c.s. nooit aandacht besteden aan de historische context in de jaren 30 en dat de door hen versmade Colijn-politiek tegenover de joden nog niet zo slecht was. Hij komt tot die conclusie door de houding van verschillende buurlanden tegenover de joden te vergelijken met die van de kabinetten Colijn, die in de jaren 30 over Nederland regeerden. Tijmen Knecht veegt de vloer aan met de vele meepraters, vooral in progressieve kring, die alleen maar op eigen eer en status bedacht zijn. Hij wijst verder uitgebreid op alles wat er samenhing met de onderduikmogelijkheden. Hij vindt het kwalijk dat sommige critici doen alsof de grootte van de gezinnen, de leefomstandigheden en de kwaliteit van het wonen toen al dezelfde waren als nu het geval is. Alsof er juist op die gebieden de laatste vijftig jaar niets veranderd is. Tenslotte behandelt Tijmen Knecht één facet aan de jodenvervolgingen
die bijna nooit ter tafel komt, namelijk de visie van de joden die moesten onderduiken. ‘Zichzelf en die hun lief waren moesten ze in handen geven van mensen die ze voorheen niet kenden... Onder de zogenaamde helpers waren lieden die op winstbejag uit waren, leugenaars, verraders. Konden zij, de joden, uitmaken wie goed en slecht was?’ Een op de zeven joden probeerde onder te duiken. Tijmen Knecht geeft daarvoor de volgende redenen: de traditionele gehechtheid van de joodse families, maar ook de onderschatting van de Duitse overheersing. Ik ben wat uitgebreider ingegaan op dit onderwerp omdat mijn gereformeerde naamgenoot en opa, die ook een rol in het verzet tegen de Duitsers gespeeld heeft, mij dikwijls vertelde dat hij joden onderdak aangeboden had, maar dat ze dat aanbod afgeslagen hadden omdat ze als familie bij elkaar wilden blijven. In dat geval is dat ook gelukt, zij het dat hun gezamenlijke gang in de gaskamer eindigde.
Wie van een andere kijk dan de gebruikelijke op De eeuw achter ons kennis wil nemen, kan bij Tijmen Knecht heel goed terecht. Ik garandeer hem of haar niet dat hij bij het ene gedeelte niet luidruchtig applaudisseert en bij het andere hartgrondig niet vloekt.
Tijmen Knecht, De eeuw achter ons. Budel: Damon, 2002.