Een besloten genootschap
- Door de algemeenheid van de formulering kan dit natuurlijk alle mogelijke richtingen uit.
Godfried Lannoo: ‘Toch niet. De cultuur der Nederlanden is een duidelijke aflijning. Dat maakt o.a. het verschil uit met de service-clubs. De Orde wil dat zeker niet zijn. Integendeel. We zijn een culturele vereniging, zeker geen geheime, maar wel een besloten genootschap.’
- Wat bedoelt u met ‘besloten’?
Godfried Lannoo: ‘Wij treden niet naar buiten als vereniging op zich, maar alleen met standpunten, die ons wezenlijk raken. Zo is er bijvoorbeeld het probleem van het Nederlands aan onze universiteiten. Dat wordt momenteel onderzocht met de bedoeling onze stem in de toekomst meer te laten horen. Je mag niet vergeten dat we een zeer verscheiden club vormen met vrijzinnigen en katholieken, Vlamingen en Nederlanders, maar met de tolerantia hoog in het vaandel. We treden de jongste jaren wel meer in de openbaarheid. Zo was er een jaar geleden de ongelukkige uitspraak van onze eerste burger, Kamervoorzitter Herman Decroo, aan het adres van de Nederlanders. Toen hebben we niet geaarzeld om met de Orde naar buiten te treden en onze afkeuring over die uitspraak te laten horen.
Decroo heeft zich wel verontschuldigd, maar in onze ogen onvoldoende. Laten we zeggen dat we binnen de Orde uitgaan van het principe “non possumus non loqui” (we kunnen niet langer zwijgen). Natuurlijk kunnen we ons niet mengen in levensbeschouwelijke kwesties.’
- Toch is het gevaar niet denkbeeldig dat de kenre door zijn algemeenheid in formulering perfect gelezen kan worden als een doelstelling van het Vlaams Blok, met uitzondering natuurlijk van de ‘tolerantia’.
Godfried Lannoo: ‘Ik wil duidelijk stellen dat we geen enkel contact hebben en willen hebben met het Vlaams Blok. Precies wegens het tolerantiebeginsel kunnen wij geen extremisme gedogen. Ik verwijs op dat gebied naar de tekst, die in mijn West-Vlaamse afdeling tot stand is gekomen en die model staat voor de opdrachtsverklaring van de nieuwe Orde van den Prince.’
- U sprak daarnet over het probleem van het taalgebruik aan de universiteiten. We zien het fenomeen dat bepaalde professoren niet eens meer de moeite nemen om een Engelse cursus te vertalen, maar die gewoon in het Engels voordragen, waarbij studenten, die onvoldoende Engels kennen, een cursus, gebracht als een stuntelig geformuleerde boodschap, ‘ondergaan’. Wat bent u van plan daaraan te doen?
Godfried Lannoo: ‘Ik vrees dat dit een onomkeerbaar proces aan het worden is. Gelukkig zijn er nog heel wat mensen die zich daartegen verzetten. Ik heb veertien dagen geleden een voordracht meegemaakt door professor Oosterlynck, die onomwonden zei dat de kandidaturen in Leuven Nederlandstalig zouden blijven, maar dat er afwijkingen konden worden toegestaan in de licenties. Maar het Nederlands blijft de eerste taal aan de universiteit. Wij zullen op dat gebied binnen enkele maanden naar buiten treden met een bevestigend standpunt in deze materie, waarbij het respect voor onze taal voorop staat.
Uiteraard zullen we dan duidelijk maken dat wij 2.800 leden tellen en dat onze stem dus moet worden gehoord. Op dat gebied is het misschien interessant aan te stippen dat de Orde over drie jaar een halve eeuw oud wordt. Met het oog op die viering heeft het gewest West-Vlaanderen trouwens een werkgroep in het leven geroepen die zich buigt over de actualisering, zowel van de keure als van de stijl van de Orde. Dat is een item dat de komende maanden in alle afdelingen uit dit gewest aan de orde zal zijn en dat de toekomst van onze vereniging in niet geringe mate zal bepalen.’