Achtergrond Hollands moralisme
Wat onze moralistische oriëntatie betreft, die is typisch een vrucht van de confessionele, in het bijzonder calvinistische domineestraditie. Die staat beginselvast voor een bepaald standpunt. Maar de keerzijde daarvan waarop buitenlanders, ook De Foer zo sterk de nadruk leggen is een neiging tot morele arrogantie, ja tot een zekere mate van intolerantie, die gestalte krijgt in de vaak zo drammerig overkomende Nederlander. Niet alleen confessionele christenen geven
Steven De Foer
daarvan overigens blijk, socialisten kunnen er ook wat van. Calvinisme zonder God, zo typeert de socioloog Ernst Zahn het Nederlands socialisme. Wat die moraliserende houding betreft - ‘talking to someone like a Dutch uncle’, zoals de Engelsen dat typeren - is er sinds de jaren 60 niets veranderd, behoudens op één punt. Het zijn sindsdien niet zozeer confessionele christenen die anderen de les lezen, maar veeleer linkse Nederlanders die zich opwerpen als de nieuwe zedenmeesters en die zich op basis van hun seculiere, linkse dogma's en taboes het recht toegeëigend hebben in de publieke opinie uit te maken wat wel of niet deugt. Alles wat zij als rechts benoemen deugt uiteraard niet. Nu veiligheid en rechtshandhaving zo hoog scoren, bekennen zij zich ineens ook openlijk tot deze rechtse waarden die zij zich sinds de jaren 60 jarenlang niet erg serieus wensten te nemen. Zoals gezegd, resulteert die moraliserende houding vaak in een moreel superioriteitsbesef, waar buitenlanders, ook De Foer, zich terecht zo aan ergeren. Die typisch Hollandse arrogantie, die bij-ons-is-alles-beter-pretentie is op de keper beschouwd een kwalijk nationalistisch trekje in een volk dat juist zegt wars van alle nationalisme te zijn. Die arrogantie belast en bemoeilijkt sinds lang de Nederlands-Vlaamse betrekkingen.
Om ons idealistische zelfbeeld in stand te houden, wordt vanouds gretig gebruik gemaakt van allerlei eufemismen ter verhulling van wat een slechte indruk zou kunnen maken en worden pijnlijke affaires meestal bekwaam toegedekt. Wat De Foer hierover opmerkt is volstrekt terzake en dat mogen we ons als Nederlanders aantrekken. Dat