beginnen met een duidelijk begrip ervan. Dat heb ik ook met mijn boek gedaan. Ik ben begonnen met een internationaal geaccepteerde definitie van het volkslied. Dan kan men werken. Het komt vooral hierop: de voortzetting van liederen door en langs en met het volk, de creatieve behandebug ervan door het volk, het volk dat zijn lied als zijn eigendom behandelt en het zo doorgeeft. Het kan natuurlijk opgetekend worden maar niet alleen dàt is het volkslied. Wat verder nog gezongen wordt, en veranderd en omgewerkt, en creatief doorgegeven, is evenzeer het volkslied. Het is gebeurd dat men mijn gezag wilde gebruiken om te antwoorden op de vraag wie de echte, authentieke volksliedvorm had. Ik kan dat niet zeggen.’
- Het volkslied behoort tot de orale traditie?
A. Boone: ‘Ja.’
- Ook nu nog?
A. Boone: ‘Ook nu nog.’
- Leeft het volkslied nu nog even sterk als vroeger?
A. Boone: ‘Dat is een boze vraag. Ik moet helaas nee zeggen. Het is eigenlijk gedaan met het volkslied. Het bestaat nog nauwelijks. Het volkslied is: een lied dat ik mijn moeder hoorde zingen en dat ik verder zing en dat mijn kinderen ook verder zingen nadat ze het van mij hebben gehoord. Mijn moeder heeft het wat veranderd, ik heb het wat veranderd en mijn zoon zal het ook wat veranderen.’
- Dan nog een boze vraag. De liederen die gezongen werden op de viering naar aanleiding van de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs, onder meer De Liermolen van Vic Nees, zijn dat volksliederen?
A. Boone: ‘Ik denk dat het volksliederen zijn, al zitten we hier op de rand. Het zijn liederen die besteld zijn door de voorzitter van de Belgische Maalders voor een congres. Hij vroeg me of ik volksliederen kende over molenaars. Hopen had ik er. Ik heb er een stelletje bij elkaar gezocht en die man gevraagd of hij het ermee eens was dat een musicus die zou behandelen. Hij ging akkoord en ik heb die dingen aan Vic Nees gegeven. Nees heeft op basis van die liederen een suite gemaakt die hij
De Liermolen heeft genoemd.
De Liermolen is de mooie naam van een molen in Grimbergen
Vic Nees en pater Boone.
waar Nees woont. Een keer dat liederen gedrukt zijn, meerstemmig bewerkt, uitgegeven, dat ligt op de rand. Dat is
geleerde muziek, dat zijn
geleerde liederen.
Ik heb eens horen zeggen dat het religieuze volkslied, een keer dat het opgetekend wordt, ook meteen dood is. Ik ben half geneigd om degene die dat zei, gelijk te geven. Een keer dat een religieus lied een kerklied geworden is, zit het vast. Volkslied is geen titel van kwaliteit, het is een soort. Er zijn zeer mooie en zeer lelijke volksliederen. Ik heb teksten gemaakt - één van mijn vele zonden - die nu nog altijd gezongen worden maar dat zijn geen volksliederen.’
- Wat wij verstaan onder folk, dat zijn ook geen volksliederen?
A. Boone: ‘Ik denk het niet, nee. Maar ik mag dat niet luid zeggen of ze zullen me dat kwalijk nemen. Maar ze doen ook veel goeds, in die zin dat ze een massa volksliederen tot het volk brengen. De mensen opnieuw leren zingen, dat is, denk ik, altijd weldoend. Maar een keer dat men begint te werken zoals zij doen, komt er iets bij dat enerveert: dat is die zucht om het alleen in het dialect te doen. Dat klopt niet, denk ik. Men wil geen minderwaardige dingen maken. Men wil mooie liederen hebben, de mooiste waren goed genoeg. Ze wilden mooie teksten en ze moesten goed zijn. Ze wilden ook buiten de eigen kring begrepen worden en dan zing je geen dialect.’
Albert Boone: Het Vlaamse volkslied in Europa. Tielt: Lannoo, 1999. 2 delen. Prijs: 74,50 euro.