Standpunt
ANV-persbericht
Baccalaureaat en meesterschap: het Nederlands wordt voorzichtig afgevoerd uit het hoger onderwijs
Het hoger onderwijs is momenteel het voorwerp van een herstructurering als gevolg van de Bolognaverklaring (19 juni 1999). De bedoeling van deze verklaring is een Europese Hoger Onderwijsruimte te creëren, met een systeem van herkenbare en vergelijkbare structuren. Dat systeem rust op twee fasen: baccalaureus (bachelor) en meester (master). De invoering van dit systeem in het Nederlandse hoger onderwijs zal plaatsvinden tussen 2001 en 2006. De Nederlandse minister van onderwijs heeft in zijn notities over deze nieuwe structuren benadrukt dat een aanzienlijk aandeel van het onderwijs in het Engels moet worden gegeven.
In Vlaanderen ligt er een voorontwerp van decreet ‘betreffende de herstructerering van het hoger onderwijs in Vlaanderen’ voor, dat resoluut de poort openzet voor de verengelsing van het hoger onderwijs. Het laat namelijk toe dat voor het geheel van de opleidingsonderdelen van een baccalaureaatopleiding op beslissing van het in stellingsbestuur voor ten hoogste 20 studiepunten per academiejaar in ‘een’ vreemde taal mag worden gedoceerd. Dit gebeurt dan in alle baccalaureaatopleidingen zonder onderscheid. De verdere bepaling dat voor het geheel van de baccalaureaat- en meesteropleidingen van een instelling ten hoogste 20% van de opleidingen in een andere taal aangeboden kan worden, maakt het mogelijk dat nagenoeg volledige meesteropleidingen in éénzelfde instelling onder het Engelse regime kunnen vallen.
In een belangrijk rapport van de Werkgroep Europa van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, dat dateert van mei 2001, wordt hierover het volgende gezegd. ‘Binnen de werkgroep wordt bij een verdere, ongecontroleerde opmars van het Engels als taal van instructie in het hoger onderwijs en als taal van de wetenschap een functieverlies voor het Nederlands voorzien. Dat functieverlies zal bovendien naar de mening van de werkgroep gepaard gaan met een verlies aan prestige. De werkgroep voorziet dat, als er geen gericht beleid wordt ontwikkeld, niet alleen de status en het prestige van het Nederlands, maar ook - gezien deficiënties in de kennis van het Engels bij docenten en/of studenten - de kwaliteit van het onderwijs en van de examens in het geding zal zijn.’
De problematiek kan niet beter omschreven worden.
Concreet doet de werkgroep volgende aanbevelingen:
1. De Taalunie moet er bij de betrokken overheden op aandringen dat het Nederlands in principe de voertaal is bij alle baccalaureaatopleidingen aan de instellingen van hoger onderwijs binnen het Nederlandstalige gebied; uitzonderingen dienen niet dan beperkt mogelijk te zijn en in protocollen te worden vastgelegd.
2. De Taalunie moet erop aandringen dat meesteropleidingen die inhoudelijk de Lage Landen raken en/ of die voorbereiden op beroepen die een sterke mate van contact met Nederlandstalige burgers inhouden, in elk geval volledig in het Nederlands gegeven worden.
Het ANV kan zich in deze aanbevelingen terugvinden in die zin dat ze uitvoering moeten geven aan het principe dat het Nederlands de voertaal moet zijn en blijven in het hoger onderwijs.
Wetenschappelijk onderzoek heeft immers uitgewezen dat onderwijs d.m.v. een vreemde taal aanzienlijk kwaliteitsverlies oplevert. Verengelst hoger onderwijs herleidt het Nederlands tot een huis- en keukentaal en leidt tot een onaanvaardbare scheiding tussen cultuur- en volkstaal.