toenemende mate moeten functioneren. Meertaligheid is dus in elk geval een uitgangspunt. Voor Vlaanderen blijf ik pleiten voor een meertaligheid als vanouds (1: Nederlands + 3: Frans, Engels, Duits). Die formule heeft de Vlamingen tijdens de laatste decennia geen windeieren gelegd. De beste uitgangspositie voor meertaligheid is een solide kennis van de eigen taal.
De vaststelling dat er in Europa altijd wel min of meer een lingua franca (Latijn, Frans, Engels) voorhanden was, noopt tot nadenken. In het bestek van de ons toegemeten plaats is het natuurlijk maar mogelijk om op hoofdlijnen te redeneren.
Wanneer als uitvloeisel van de maatschappelijke discussie over Bologna het bachelor-mastersysteem in de Lage Landen zijn intrede doet, staat hierbij ter discussie of het Nederlands, in een meer op elkaar afgestemd Europees landschap van universiteiten en hogescholen, nog langer bruikbaar zou zijn als middel tot kennisoverdracht. Met andere woorden, de vraag rijst of het niet beter is om het Europees tertiair onderwijs te organiseren met één gemeenschappelijke taal (versta het Engels). In Vlaanderen zijn vertegenwoordigende instanties van hogescholen en universiteiten tot op zekere hoogte gewonnen voor dit standpunt. Dat standpunt houdt natuurlijk ook verband met de concurrentiepositie van de afgestudeerden aan Europese universiteiten en tevens met de Amerikaanse (VSA) visie op onderwijs als mercantiel product, dat de VS in het kader van vrij ondernemen ook op de Europese markt willen aanbieden, met alle gevolgen van dien. De Europese onderwijsverstrekkers wensen zich hiertegen te wapenen.
De vraag van de positie van het Nederlands in het tertiair onderwijs is een dringende vraag. Die vraag betreft niet enkel de status van het Nederlands (welke plaats reserveren we voor het Nederlands in het tertiair onderwijs?), maar ook het corpus (welke wetenschappelijke terminologie moet beschikbaar zijn en blijven voor economie, geografie, fysica, informatica,...) Ook met acquisitie heeft de vraag naar de positie van het Nederlands te maken. Internationalisering heeft gevolgen voor taal. De uitwisseling van studenten in het Europese binnenland plaatst de onderwijsverstrekkende instanties voor uitdagingen. Welke voorzieningen, welke terminologie stellen we ter beschikking van studenten die aan dat soort programma's meewerken. Welke graad van kennis van het Nederlands vragen we aan buitenlandse studenten?
Het Nederlands haalt natuurlijk een deel van zijn levenskracht bij de hoog opgeleide gebruikers van de taal. Het verfijnd redeneren en leren nuanceren gebeurt bij voorkeur in de moedertaal. Het Nederlands verlaten als middel tot kennisoverdracht in het tertiair onderwijs zou verstrekkende gevolgen hebben. Ook om het gevaar voor een duale samenleving tegen te gaan is het hoger onderwijs in het Nederlands van cruciaal belang.
Het Nederlands moet de onderwijstaal en de bestuurstaal zijn en blijven van hogescholen en universiteiten.
Voor de vorming tot baccalaureus (3 jaar) moeten opleidingen in een andere taal (behalve bij taalopleidingen) echt tot de uitzonderingen behoren. Wanneer universiteiten om hun renommee of wegens een hoog aantal buitenlandse studenten, naast het Nederlandstalige traject, een traject (vanaf masters) in het Engels willen aanbieden, moet dat onder bepaalde voorwaarden mogelijk zijn. Waarbij we niet nalaten te vermelden dat het principe van een erasmusjaar in wezen een onderdompeling in de taal en cultuur van het land in kwestie tot doel heeft. Die taal en cultuur is met name op het Europese vasteland zeker niet het Engels. De post-universitaire opleidingen zijn nu reeds - gezien de hoge graad van specialisatie en het geringe aantal deelnemers van elke nationaliteit - bijna altijd in het Engels.
De betrachting moet dus zijn om tot een pragmatische oplossing te komen, waarbij de positie van het Nederlands in het tertiair onderwijs blijvend wordt verankerd in Nederland en Vlaanderen en waarbij het Nederlands als partnertaal binnen de context van het Europese binnenland een rechtmatige plaats behoudt. Die plaats kan het Nederlands op termijn slechts behouden, indien voldoende uitstraling voorhanden is als instrument tot kennisoverdracht in het tertiair onderwijs.
Dirk De Cock is lid van het Vlaamse parlement en voorzitter van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie.