Concurrentie en samenwerking
Pieter G. van Essen: ‘Antwerpen is een soortgelijke haven als Rotterdam. In sommige sectoren (met name in de containeroverslag) is de concurrentie groot, in andere (zoals in de agri- en de maritieme sector) minder. In zijn algemeenheid is de concurrentie hevig, maar gezond. Het houdt ons scherp. Daarnaast kunnen we van elkaar leren.
Van een echte samenwerking tussen beide havens is geen sprake. Daarvoor zit het wantrouwen nog te diep. Dat is in de eeuwen zo gegroeid en dat neem je niet zomaar weg. Mijn persoonlijke indruk is dat Antwerpen Rotterdamse pogingen tot toenadering met meer reserve bekijkt dan andersom. Desalniettemin denk ik dat we in de toekomst genoodzaakt zijn meer te gaan samenwerken. Dit wordt nu al ingegeven door de marktcondities. Rotterdam is al een aantal samenwerkingsverbanden aangegaan met andere Nederlandse havensteden, zoals met Moerdijk en Vlissingen. Deze samenwerking is ronduit goed. Van de oorspronkelijke vrees bij de kleinere havens door Rotterdam te worden doodgedrukt, is weinig over. Met Moerdijk werken we nu ruim tien jaar samen. Wij hebben ze geholpen bij de ontwikkeling tot zeehaven. Uiteraard heeft Rotterdam daar ook belang hij. Op het moment is het zo, dat we niet alle aanvragen van klanten kunnen honoreren. Dan is Moerdijk een mooie uitwijkmogelijkheid. Liever een andere Nederlandse havenstad, dan dat de concurrentie naar elders verdwijnt. De samenwerking met Zeeland Seaport, waar Terneuzen en Vlissingen onder vallen, dateert van 1995. Dit in het kader van Exploitatiemaatschappij Schelde-Maas (ESM), gevestigd in Vlissingen. We zijn voornemens die samenwerking uit te breiden in ESM II, waarin alle nog uitgeefbare terreinen in Vlissingen worden ondergebracht, op gelijke voet van samenwerking (op fifty-fiftybasis dus). Dit voorstel moet nog door de gemeenteraad worden goedgekeurd.
Vlissingen heeft veel voordelen. Zeker met de opening van de Westerscheldetunnel, waarbij het verkeer vanaf Nederland via de rondweg bij Gent Frankrijk in komt. Een prima verbinding.
Hoewel de samenwerking met Terneuzen nog niet daadwerkelijk is gestart, denk ik dat dit op termijn ook gaat gebeuren. Dat ligt er helemaal aan of deze havenstad ook onder ESM gaat vallen. Zo zie je telkens weer, dat samenwerking wordt ingegeven door de markt. Wellicht is de volgende stap Antwerpen. Deze samenwerking zal dan moeten worden gedragen en gepusht door de bedrijven. Momenteel vinden er al grote uitwisselingen tussen ladingen plaats via pijpleidingen, de binnenvaart, de weg en het spoor. Naarmate de samenwerking tussen de bedrijven groter wordt, zal ook het draagvlak op bestuurlijk niveau groter worden. Eenmaal waren Antwerpen, Marl-Gelsenkirchen en Rotterdam zo ver dat ze zich gezamenlijk op een seminar in New York wilden presenteren. Bij gebrek aan belangstelling ging het seminar helaas niet door. De samenwerking met Marl is gebleven, die met Antwerpen niet.’