ideologisch misbruik maakten van de kunst, zoals een Verschaeve, heb ik bekeken. Het is een heel breed georiënteerd boek vanuit een bepaalde visie, in de traditie van het erflaterschap. Ik weet dat je meteen de kritiek krijgt: niemand schrijft nog dit soort grote overzichtswerken. Als reactie tegen dat deconstructivisme van de postmodernisten, dat toch altijd een zekere ontevredenheid nalaat want je zit met een verbrokkeld beeld, mag het weer even om het beeld totaal te maken?
Het wordt een mooi boek, denk ik, om aan te tonen wat we aan kunsthistorische traditie hebben en wat daarin nu van ons van. We zijn daar altijd een beetje terughoudend in; de Italianen zijn dat helemaal niet. Het mag ook: zeggen wie je zelf bent. Zeker in de nieuwe multiculturaliteit is het interessant om wortels te hebben. Multiculturaliteit heeft meer kans van slagen als we ook weten waar we vandaag komen. Het is geen kwestie van navelstaarderij. We hoeven niet bang te zijn voor vreemde invloeden, zeker niet. De grootste die we al gehad hebben, Rubens, heeft zoveel van elders meegenomen en juist in die voortdurende uitwisseling heeft hij een eigenheid gecreëerd die herkenbaar is. Dat is juist waar we naartoe moeten: dat je een andere cultuur niet als bedreigend ervaart maar als verrijkend. Maar dan moet je eerst weten wie je zelf bent.
Ja, identiteit is een moeilijk begrip maar daarom moet je het niet uit de weg gaan. En ten tweede, het is niet omdat het een moeilijk begrip is dat je het moet ontkennen. Veronderstel: je discussieert met mensen over hun verstandelijke vermogens. Als ik vraag: kun je die precies definiëren, dan slaag je daar niet in. Niemand twijfelt eraan dat hij ze heeft. Het is niet omdat je iets niet in objectieve termen kunt pakken, dat het niet bestaat of dat er geen behoefte aan zou zijn. Ik denk dat de kosmopoliet een wandelende jood is die nergens thuis is. We hebben allemaal behoefte aan een zekere identiteit. We hebben allemaal verschillende identiteiten. Ik zeg maar iets: een identiteit als vader van een gezin, als lid van de tennisclub, als Vlaming, als Belg, als Nederlandssprekende... Die dingen hoeven elkaar niet uit te sluiten. Maar ze moeten ook niet ontkend of afgenomen worden. Dan rijst de vraag: als je het niet objectief kunt pakken, is er dan een middel om dat te beschrijven? Dan merk je dat antropologisch en historisch er een aantal kenmerken is waaraan men die identiteit vasthecht. Je merkt bijvoorbeeld dat taal wezenlijk is. Voor de ene culturele identiteit wezenlijker dan voor de andere maar het is vrij wezenlijk, zelfs daar waar men zegt dat het niet zo wezenlijk is. Ik neem het voorbeeld van Ierland waar men zegt dat nog niet één procent Iers spreekt. Maar het is kennelijk zo wezenlijk dat men toch wel vindt dat iedereen in de scholen verplicht Iers moet volgen. Dat betekent dat een culturele identiteit die geen eigen taal heeft, dat ervaart als een handicap. Je kunt natuurlijk ook gelukkig zijn met een handicap maar het blijft wel een handicap.
Je merkt dat er nog wezenlijke elementen zijn: het hebben van een eigen traditie is kennelijk belangrijk. Het betekent ook dat je aandacht besteedt aan je taal en je traditie in je transmissie van je cultuur, in je onderwijs. Als we de multiculturele maatschappij een beetje behoorlijk willen inrichten, en dat serieus willen aanpakken, dan moeten we ook in het onderwijs aandacht hebben voor onze identiteit en dat niet van tafel vegen als een ondergeschoven kindje. Weg!
Ik pleit voor een multiculturele maatschappij waarin ruimte is voor de identiteit, maar ook voor de autochtone identiteit. Van daaruit moet begrip komen. Het begrijpen van de eigen identiteit is voorwaarde voor een goede relatie met de andere identiteiten. Ik vind het nogal fundamenteel dat er in ons maatschappelijk bestel aandacht is voor die culturele identiteit. Dat is voor mij ook het belang van zo'n leerstoel.
Of een algemeen-Nederlandse identiteit bestaat? Dat is dubbel. Een aantal mensen identificeert zich met het hebben van een gemeenschappelijke taal en vormt in die zin een taalgemeenschap, en dat is een vorm van identiteit. Als je het hebt over een globale culturele identiteit, dat is inderdaad twijfelachtig want doordat we in een systeem van nationale staten zitten, zijn de transmissiesystemen in Nederland anders dan bij ons. Ze hebben een eigen onderwijs waarin eigen waarden en normen worden doorgegeven. Het hebben van een eigen onderwijs creëert een eigen identiteit. Dat zien we nu in België. De kloof tussen Vlaanderen en Wallonië is echt begonnen toen we het onderwijs gefederaliseerd hebben. Dan hebben we gekozen voor eigen transmissiepatronen waarin we eigen accenten, waarden, normen tot uitdrukking brengen: dat is een eigen culturele identiteit. We lezen ook elkaars kranten niet meer, we zijn afgescheiden door die andere taal... Dat geldt ook voor Vlaanderen en Nederland, met dit verschil: zolang je van Kortrijk tot Groningen dezelfde standaardtaal kunt hanteren, heb je een taalgemeenschap. Ik denk dat je met het wegvallen van de nationale huizen, meer kans hebt op een cultuurgemeenschap.
Ik zeg het wel eens zo: België is die wat dikke grens tussen het Romaanse en het Germaanse taalgebied. België is een overgangsgebied en we hebben een aantal kenmerken van een overgangsgebied. Intellectueel hebben we natuurlijk een Latijnse traditie. Zelfs de hele Vlaamse beweging, als je die goed bekijkt, en ik denk aan voormannen als Vermeylen, is geschoold in een Franse manier van denken. We hebben een generatie opgevoed vanuit een Franse manier van denken. Bij Vermeylen vind ik dat nog het duidelijkst. Er zijn weinig intellectuelen die zich daarvan hebben vrijgemaakt, dat hoefde ook niet. Politiek was het ook zo dat het België van 1830 zich afzette tegen dar Nederland van