turele tijdschriften in het Nederlandse taalgebied behoort. U zegt ook dat het de eerste keer is - voorzover u bekend - dat het tijdschrift met een prijs bedacht wordt. Hoe komt dat eigenlijk?
J.T.: ‘Ik heb mij die vraag ook gesteld. Je kunt je afvragen of Volkskunde dan zo'n nietsbetekenend tijdschrift geweest is tijdens de 113 jaar van zijn bestaan. Daarover kan ik kort zijn: als Volkskunde niets betekend zou hebben, was het al lang ter ziele gegaan en hadden niet zoveel mensen er hun tijd en pennenvruchten aan besteed. Is de redactie misschien te bescheiden geweest? Misschien wel. Tijdens de 23 jaar dat ik eindredacteur ben, is er bij mijn weten nooit naar een prijs gehengeld. Ook niet trouwens tijdens de periode van mijn voorganger, K.C. Peeters, die sinds 1938 de redactie leidde. Persoonlijk denk ik: “bescheidenheid siert”. Maar de redactie en het beheer van Volkskunde zijn er dankbaar voor dat men het tijdschrift heeft voorgedragen voor een prijs en de eer is des te groter omdat het een Nederlands-Vlaamse vereniging is die Volkskunde bekroont. Volkskunde is gedurende jaren een Nederlands-Vlaams tijdschrift geweest.’
Prof. Jan Theuwissen, eindredacteur Volkskunde, op het spreekgestoelte.
- Kunt u, zonder al te technisch te worden, de wetenschappelijke waarde en de betekenis van het tijdschrift verwoorden?
J.T.: ‘We streven een aantal doelstellingen na. We willen gedegen wetenschappelijke artikels aanreiken die het hele domein van de volkscultuur bestrijken: bijdragen die zowel historische als eigentijdse onderwerpen behandelen en die het resultaat zijn van oorspronkelijk archivalisch en/of empirisch onderzoek. Juist het feit dat er zo'n gevarieerd aanbod van thema's en onderwerpen is, maakt het tijdschrift extra leesbaar.
Verder verschaffen we informatie over binnen- en buitenlandse volkskundige symposia en congressen. Die informatie is te vinden in de rubriek “Kroniek”. Dan is er de rubriek “Goed om te weten”, waarmee de redactie de lezer kleine, maar niet onbelangrijke data wil bezorgen. Die “weetjes” zijn veelal gedistilleerd uit archivalia; ze hebben de functie van bescheiden maar goed gedocumenteerde bouwstenen. En dan poem ik. nog de bibliografische informatie, die te vinden is in de rubriek “Tijdschriftenschouw”. Daarin vindt de lezer recensies. Met het excerperen van tientallen volksculturele tijdschriften uit binnen- en buitenland krijgt de lezer als het ware informatie uit de eerste hand aangeboden.’
-Zo te horen heeft ‘Volkskunde’ expliciet wetenschappelijke ambities. Het lijkt nogal evident; het domein waarop het tijdschrift zich beweegt, is volkskunde - maar waarover spreken we dan precies?
J.T.: ‘Volkskunde is de studie van de volkscultuur of van het dagelijkse leven in verleden en heden. Vanuit een specifieke invalshoek, de zogenaamde volkskundige driehoek (het bestudeerde object, de mens als drager van de volkscultuur, de socio-economische context), onderzoekt de volkskunde cultuurhistorische processen van diverse materiële en immateriële elementen uit het dagelijkse leven. Dat gebeurt door middel van empirisch en van historisch - al dan niet archivalisch - onderzoek, waarbij zoveel mogelijk multidisciplinaire bruggen worden geslagen.’
-Op financieel gebied kwam ‘Volkskunde’ meer dan eens in een benarde positie. Moet u het qua inkomsten uitsluitend doen met de abonnementen?
J.T.: ‘Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de Universitaire Stichting van Belgie en het Vera Himlerfonds zorgen voor niet onbelangrijke structurele steun. We hebben ook wat sponsors die zo bescheiden zijn dat ze in de anonimiteit wensen te blijven. Verder kunt u uit de steeds terugkerende advertentiepagina's opmaken dat er een financiële bijdrage uit de prive-sector is. Maar inderdaad, financiële middelen zijn een probleem. Een tijdschrift runnen is vandaag geen kleine opgave; abonnementsprijzen stijgen niet helemaal evenredig met de stijging van administratieve kosten, van port- en drukkosten. Gelukkig vinden we onze redactieraadsleden en auteurs nog steeds bereid zonder honorarium hun inzet en bijdragen te leveren.
Maar u begrijpt wel dat we, behalve met de waardering voor ons werk, ook heel blij zijn met de cheque die aan de Visser-Neerlandiaprijs verbonden is. Dat geld is een waardevolle steun en we zullen het bedrag gebruiken voor de verdere uitbouw van Ons Tijdschrift.’
Het werd me pas een paar dagen later, tijdens de prijsuitreiking zelf, duidelijk dat ik met een zeer bescheiden man gesproken had. Gelukkig bestaan er lovende juryrapporten en laudatio's.