Cremeren
Als dode kun je worden begraven, gemummificeerd (ten behoeve van de wetenschap), maar ook gecremeerd. Toch heeft het nog tot 1955 geduurd voordat de Nederlandse wet lijkverbranding toestond. Er zat echter een leemte in de wet. Crematie werd weliswaar verboden, maar de strafrechtelijke sancties ontbraken. Hiervan maakten voorstanders van crematie dankbaar gebruik.
In 1913 liet de huidige Koninklijke Vereniging voor Facultatieve Crematie in het Noord-Hollandse Velsen het eerste crematorium van Nederland bouwen. Met de eerste crematie op 1 april 1914 schreef het Crematorium Velsen geschiedenis.
In Frankrijk, Italië en Duitsland was cremeren al wel legaal. Zo werd Eduard Douwes Dekker (Multatuli) in Gotha (Duitsland) gecremeerd. Zijn urn staat nu in het Multatuli Museum in Amsterdam. Voorzover bekend, is hij de eerste Nederlander die gecremeerd werd. De eerste Nederlandse schrijver, die in
Nederland werd gecremeerd, was J.A. Dèr
Sarcofaag van Arnon Grunberg, een kunstwerk van Toos Janssen (Foto Letterkundig Museum Den Haag)
Mouw (11 juli 1919). Daarnaast zijn ondermeer Couperus, Gorter en Slauerhoff verast, allemaal te Velsen.
Pas met het aannemen van de herziening van de Wet op de Lijkbezorging in juni 1991 zijn cremeren en begraven - 77 jaar na de eerste crematie - wettelijk gelijk gesteld. Door deze herziening is het nu ook mogelijk om de overledene zonder kist te cremeren.
Verder kunnen de nabestaanden de urn mee naar huis nemen of de as zelf verstrooien op een dierbaar plekje van de overledene. Het waren de gegoede humanistisch-liberalen die als eersten kozen voor cremeren.
De expositie Vergeten in de Slaap der Eeuwen, Schrijvers en de Dood is tot en met 18 november te bezichtigen in het Letterkundig Museum aan de Prins Willem-Alexanderhof 5 in Den Haag (vlakbij station CS). Openingstijden: dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur; zaterdag en zondag van 12.00 tot 17.00 uur.