Nova twee principes: de amateur-koorzanger moet serieus genomen worden in het uitoefenen van zijn hobby en alleen de beste koorliteratuur is goed genoeg om geprogrammeerd te worden.’
- Hoe bereikt u resultaat? Selecteert u uw mensen zorgvuldig, is van blad kunnen zingen een voorwaarde om te mogen toetreden? Stuurt u mensen weg als ze niet goed zijn?
R.L.: ‘Ik heb in al die jaren enkele honderden koorleden weten komen en gaan - en dat komen en gaan had diverse redenen. Ik heb nooit iemand de deur gewezen; ik heb nooit een relatie met ruzie beëindigd. Uiterlijke omstandigheden, zoals trouwen en elders gaan wonen, werk, bepaalden meestal het vertrek. Soms vonden mensen het na zoveel jaar ook welletjes. Bijvoorbeeld bij een lustrum, dat is soms een reden om na bijvoorbeeld twintig jaar ermee op te houden en uit het koor te gaan. Maar daarmee werden de banden niet verbroken. Ook de leeftijd speelt natuurlijk een rol bij het vertrek. Ik heb er altijd voor geijverd mijn koor jong te houden. Dat betekent telkens uitkijken naar jonge mensen. Vanaf 50, 60 jaar wordt de stem ouder. Mijn oudste koorlid was 77 en ja, soms moet men inderdaad de raad geven om ermee op te houden: de stem wil niet meer, men kan niet meer volgen. En cd's opnemen, meedoen aan internationale koorwedstrijden, concerten voorbereiden: het is hard werken. Als men niet mee kan, is men ook een “stoorzender” voor de andere koorleden.
Ik moet geen professionelen hebben, maar ik moet bij de amateurs wel kunnen rekenen op inzet, op het onderste uit de kan. Zij verwachten dat zelf ook: de eisen liggen hoog - ook bij de koorleden. Zij willen zelf kwaliteit en ze geven zelf ook kwaliteit. De amateurkoorwereld van tegenwoordig wordt omringd met allerlei zorg en is te vergelijken met de sportwereld: er zijn stempedagogen, psychologen, kinesitherapeuten. Koorleden worden goed getraind en daarmee gaat het niveau omhoog.
Maar hoe is het hier begonnen in Boom? In het begin was het een beetje zo: het koor moest opgebouwd worden, dus iedereen die graag zingt, komt maar zingen. De eerste paar jaar waren er 15-20 leden. Toen zijn we bij een jeugdclub gegaan en toen waren er ineens 35 mensen die mee kwamen zingen. We waren zo'n beetje “een hobbyclub van”, he - dat was het ook niet. Daarna zijn we een zelfstandig leven gaan leiden.’
- Hoe lang heeft het geduurd voordat het koor een zekere uitstraling had?
R.L.: ‘Dat heeft zo'n tien jaar geduurd. En toen het koor een goede uitstraling had, zijn we ook selectiever geworden. We begonnen met stemproeven bij potentiële nieuwe leden: om de stem te beoordelen. De stem hoeft niet gevormd te zijn, maar de stem mag niet hees zijn. Men moet juist kunnen zingen, een noot kunnen overnemen. Is er enige kennis van notenleer, des te beter. Ongeveer de helft van het koor kan overweg met notentekst. Dat wil dus ook zeggen: de helft niet. Ze zingen op het gehoor of op het geheugen. Na een zekere tijd komt die notenleer ook wel. Verstandige mensen leren bij. Stem vorming wordt er ook gegeven, door mezelf, soms ook door stempedagogen. Maar die moeten dan wel voor een periode komen, 12 weken bijvoorbeeld - pas dan kunnen ze ook iets afwerken. Anders geven ze alleen maar de problemen aan en moet ik toch zelf de oplossing aandragen.’
- Wat houdt die stemvorming in?
R.L.: ‘De stemvorming is gebaseerd op vijf pijlers: houding en ademhaling, articulatie, resonantie, egaliseren van de stem over haar hele tessituur, en het gebruik van de stem (een gemengde stem, borst/kopstem leren gebruiken). Het is altijd herhalen, altijd hetzelfde zeggen met andere woorden, en dat dan toepassen. Ik doe dat gewoonlijk zelf op een stemvormingssessie van drie kwartier: 20 minuten techniek en dan 20 minuten de techniek toepassen op de partituur, bijvoorbeeld legato zingen. Men doet dat wel graag. De zangers voelen dat ze iets bij leren. Dat wil niet zeggen dat iedereen er altijd is, maar per partij zijn er toch zo'n 90-95% aanwezigen. Ik houd die cijfers bij.’
- Ik heb de indruk dat het koor zeer goed georganiseerd is. Hoe belangrijk is organisatie voor u in het koor?
R.L.: ‘Ik organiseer en ik plan zeer nauwkeurig. In de maand augustus bijvoorbeeld krijgen de koorleden een blad papier van mij met de jaarplanning. Daar staan alle weken op, alle repetities, de concerten - het volledige jaar is in kaart gebracht. Daarbij een aparte brief. Per trimester geef ik een repetitieschema: per repetitie wat er gerepeteerd wordt. Ze weten precies waaraan ze aan het werken zijn, waar ze naartoe werken.’