Geen universiteit, geen radio
- Houdt dat een stukje kritiek op het vroegere beleid?
Yves Roose: ‘Ja en neen. Brugge was in de jaren 60-70 een rustige, slapende middenstandersstad, heel mooi en met de nodige charmes, waar elke culturele activiteit gedirigeerd werd vanuit een aristocratische klasse. Daartegenover had je dan, heel marginaal, enkele subgroepen, die nooit echt konden doorbreken. Sedert de jaren '70 is daar, o.a. met mensen van het Cactusfestival, van de Werf en het Net, verandering in gekomen. Zij zorgden voor stimuli van onderuit. Op dat ogenblik brandde Brugge, met uitzondering van de haven, economisch op een laag pitje. Komt daarbij dat de haven (Zeebrugge, nvdr), in tegenstelling tot bv. Rotterdam of Antwerpen, niet in de stad ligt, maar op 13 km hier vandaan. Hier heb je nooit het gevoel dat je in een havenstad rondloopt. Hier zijn zelfs geen bordelen. Het was een slapende stad, weliswaar met een hoog intellectueel gehalte, maar zonder universiteit. De Bruggelingen uit de jaren 30-40 hebben geen universiteit gewild, omdat die toch alleen maar zou zorgen voor onrust in de stad en de revolutionairen hierheen zou brengen. Men heeft ook de radio afgehouden, met het gevolg dat Omroep West-Vlaanderen nu in Kortrijk zit. Men wilde die rustige stad behouden.’
- Hoe is daar dan verandering in gekomen?
Yves Roose: ‘In de jaren 70 kwam men in Brugge tot de vaststelling dat we hier met een enorm hoge werkloosheidsgraad geconfronteerd werden. We hadden hier geen industrie, die kon zorgen voor werk in eigen streek. Op dat ogenblik heeft burgemeester Frank Van Acker de toeristische troef getrokken. Hij heeft geijverd om van de binnenstad, ondertussen UNESCO-werelderfgoed geworden, het hulpmiddel te maken om onze economie rendabel te maken. Dankzij de democratisering van het toerisme en de verhoogde mobiliteit hebben we hier in Brugge een onvoorstelbare “toeristenboom” gekend.’
- Maar daarmee was Brugge nog niet tevreden?
Yves Roose: ‘Toch wel. Maar midden jaren 80 zijn we tot het besef gekomen dat we dat toerisme moesten leren beheersen. Dat heeft geleid tot verschillende maatregelen: het bestemmingswijzigingsplan (waarbij het onmogelijk werd gemaakt dat een woonhuis zomaar omgebouwd kon worden tot een kantwinkeltje), een concentratiemodel (het behoud van de toeristische “gouden driehoek” met Minnewater, 't Zand, Burg), het mobiliteitsplan (het, ondanks felle tegenwerking van de plaatselijke middenstand, autoluw en later autovrij maken van de binnenstad) en de hotelstop (om de ongecontroleerde groei van het aantal hotelkamers tegen te gaan).’