heidstoelage aan de BRT. In de kort voordien ingediende en reeds door de voogdijminister goedgekeurde ontwerpbegroting voor 1988 waren immers de sommen voortkomend uit niet-commerciële reclame en sponsoring al opgenomen. Het argument van de reeds verkregen ministeriële goedkeuring maakte echter op de twee ministers geen indruk. Geens beweerde ook dat het hem op dat ogenblik onmogelijk was onmiddellijk, door een beslissing van de Executieve, de ontwerpbegroting in de door de BRT gevraagde zin te wijzigen. In werkelijkheid, zo heb ik achteraf vernomen, wilden Geens en Dewael ons deze garantie niet geven omdat zij nog dezelfde morgen, vooraleer zij ons ontvingen, een stormachtige bespreking hadden gehad, om na te gaan uit welke begroting deze compensatie voor de BRT zou worden genomen: hetzij uit de algemene middelen van de Vlaamse Executieve, hetzij uit de begroting van de minister van cultuur. Daar hierover die morgen geen overeenkomst binnen de Executieve was bereikt, kon de door de BRT gevraagde garantie niet worden gegeven, - maar dat wist ik op het ogenblik van ons onderhoud niet. Aangezien ik bovendien vrij nerveus en opgewonden was, ontaardde de bespreking op een zeker ogenblik in een regelrechte ruzie.
Enerzijds met voorzitter Geens, die ik verweet door de overeenkomst van 23 november 1987 met de dag- en opinieweekbladen betreffende een verhoging van de expansiesteun aan de pers, in feite onrechtstreeks een verdoken toelage aan de initiatiefnemers van de toekomstige commerciële televisie te hebben verschaft. Geens ontkende dit heftig en beweerde dat deze overeenkomst met de pers niets te maken had met de commerciële televisie. Toen ik nochtans achteraf de tekst van de overeenkomst in handen had gekregen, stelde ik vast dat zij een einde neemt zodra de Vlaamse Televisie Maatschappij niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in het besluit van de Vlaamse Executieve van 19 november 1987 betreffende de erkenning van de VTM als niet-openbare televisievereniging, zich richtend tot de gehele Vlaamse gemeenschap. Met andere woorden, de steun aan de in deze overeenkomst opgesomde persbedrijven, uitsluitend samengesteld uit leden van VTM, vervalt wanneer deze niet voldoen aan de voorwaarden van de erkenning van VTM als televisiemaatschappij.
Anderzijds kreeg ik het met Patrick Dewael aan de stok, omdat ik zei mij te herinneren dat hij ooit (ik geloof, in mijn aanwezigheid, op een bespreking van de BRT-begroting in de Mediacommissie van de Vlaamse Raad) zijn uiteenzetting begonnen was met de verklaring dat hij het jammer vond dat hij tot dan toe de belofte vervat in de regeringsverklaring van de Executieve betreffende voldoende middelen voor de BRT, nog niet had kunnen verwezenlijken. Hij betwistte woedend ooit een dergelijke verklaring te hebben afgelegd en bestempelde mijn uitspraak als grof.
Met deze ruzie zou het gesprek afgelopen zijn, ware het niet dat ondervoorzitter Frans Janssens, met zijn bekende zachte diplomatie en met een blik van verstandhouding naar Geens, die blijkbaar geamuseerd de ruzie tussen mij en Dewael gadesloeg, de toestand had gered. Op zijn suggestie stelde Geens een nieuwe ontmoeting met de BRT in het vooruitzicht, echter na de verkiezingen van 13 december 1987, waarbij hij er tamelijk zeker van leek dat hij ons na die verkiezingen opnieuw als voorzitter van die nieuwe Executieve zou kunnen ontvangen. Intussen zou een technische werkgroep, bestaande uit kabinetsleden en BRT-medewerkers, de juiste becijfering maken van de verliezen die voor de BRT uit de verbodsbepalingen van de Executieve voortvloeiden. Na afloop van het onderhoud werd door de ministers Geens en Dewael een perscommuniqué verspreid waarin gesteld werd dat de BRT haar gemeenschapsopdracht ook in de toekomst moest kunnen verzekeren en dat door de overheid hiertoe de noodzakelijke middelen ter beschikking zouden worden gesteld. Tevens werd aangekondigd dat de Vlaamse Executieve de BRT-dotatie in de ontwerpbegroting 1988 opnieuw zou evalueren en aanpassen, rekening houdend met het verlies aan inkomsten uit niet-commerciële reclame en sponsoring en, zo werd eraan toegevoegd, steunend op de conclusies die uit een doorlichting van de BRT zouden gehaald worden.
(De tussenkoppen werden door de redactie aangebracht.)