Gesprek over kunst
- ‘In de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur, vallen twee items op. Er is de eis voor het verzorgen van de kunstactualiteit. Maar daaraan komt de VRT in de nabije toekomst ruim tegemoet, tot zelfs in de journaals van TV 1. Maar daarnaast is er de eis voor een “gesprek over kunst”. Hoe zit het daarmee?’
LdB: ‘Ik kan de raad volgen in de mate dat de omroep een wervende taak heeft. Als de raadsleden er ook nog bij gaan zeggen hoe we het moeten doen en welke kunstactualiteit moet worden gebracht, pas ik. We willen zeker niet, zoals in het verleden vaak is gebeurd, op een hermetische manier over kunst praten. Dat stoot mensen af. Wij willen er mensen
bij halen, een zo breed mogelijk publiek aanspreken.’
- ‘Komen we dan niet gevaarlijk dicht in de buurt van de zogenaamde “verkleutering”, een term die vanuit de kritiek op de commerciele omroep, stilaan ook overwaait naar TV 1?’
LdB: ‘Ik ben het daar niet mee eens, maar voel me niet de aangewezen persoon om daarop in te gaan. Daarvoor moet je terecht bij Wim Van Severen, mijn collega van TV 1. Ik kan alleen zeggen dat ik niet vind dat de openbare omroep, met welk programma dan ook, verkleuterend bezig is.’
- ‘Zal de VRT, met de nieuwe beheersovereenkomst, niet opnieuw meer belang moeten gaan hechten aan de “derde” opdracht, de educatie?’
LdB: ‘We gaan in geen geval terug naar de tijd van de instructieve omroep. We gaan geen schooltelevisie meer maken. Maar de overheid stelt natuurlijk haar normen en geeft daarvoor de nodige middelen. Een van de “performantienormen” is de educatie. Daarin wordt duidelijk bepaald welke programma's als educatief beschouwd kunnen worden. Die norm halen we ruimschoots. Als die definitie echter verengd wordt tot schoolse televisie, dan passen wij, omdat de mensen daar niet naar willen kijken. Wij moeten zorgen dat mensen kijken naar programma's, die wij maken op basis van een opdracht.
- ‘Hier komen we natuurlijk gevaarlijk dicht hij de “maatstaf van de kijkcijfers”. In welke mate laat jij je daardoor leiden?’
LdB: ‘In die mate dat, als we een programma maken, we daar een zekere verwachting bij hebben, vooral dan in de richting van het marktaandeel, niet zozeer in absolute cijfers. Hoeveel procent van de mensen die dan kijken, volgen ons programma? Hierbij heb ik voor mezelf, voor elk programma wel een cijfer in gedachten. Wanneer programma's het wat minder doen, moet je dat onder ogen durven zien en proberen daar iets aan te doen. Cijfers spelen uiteraard een rol, ook bij ons. Maar ze spelen niet de hoofdrol, zoals bij de commerciele omroepen. Wij nemen risico's op gebied van nieuwe formules en nieuwe mensen kansen geven, ook binnen de cultuurprogramma's.’