| |
| |
| |
Johan Van Heddegem
Men wil wel eens achterover leunen en naar iets kijken
• Guido Logie
Johan Van Heddegem, hoofd van de Audiovisuele Dienst van de K.U. Leuven, is werkzaam in het domein van media-ondersteuning van opleiding en vorming, ook op internationaal vlak, o.a. als expert voor de EU en de Unesco. Hij is co-voorzitter van de ANV-werkgroep Media en lid van de Raad voor de Kunsten. Hij behoort niet tot de kunstensector en is zelf geen kunstenaar. Als dusdanig is hij een wat vreemde eend in de bijt van die Raad voor de Kunsten. Wat hem drijft? Pure passie voor de kunst. ‘Sommigen zullen wel zeggen dat ik dat doe uit een of andere frustratie. Nee, ik heb alleen ooit eens geprobeerd een scenario te schrijven, meer niet,’ lacht hij. Hij was coördinator Mediakunst voor Antwerpen '93, culturele hoofdstad van Europa. En, o ja, mede-initiatiefnemer van het Kunstkanaal Vlaanderen, dat ei zo na tot stand kwam!
| |
Drieledige opdracht
- Over de studiedag ‘Kunst en openbare omroep’ valt heel wat te zeggen, maar hoe meer de dag vorderde, hoe meer er gekankerd werd over de publieke omroep VRT, over zijn ‘beheersovereenkomst’ en de manier waarop bij die invult. Had u dat verwacht?
Johan Van Heddegem: ‘Niet echt. Ze waren natuurlijk goed opgewarmd door sprekers als Bart Verschaffel en Geert Buelens. De reactie die er kwam, was die van een aantal mensen die voor de eigen kapel zaten te preken, en zich onder elkaar lekker in hun eigen grote gelijk lagen te wentelen. Dat was ook mijn eindevaluatie: we hebben het weer eens goed gezegd maar wat zet dat voor zoden aan de dijk?’
- Door de nieuwe beheersovereenkomst tussen de publieke omroep en de Vlaamse overheid krijgt die publieke omroep 250 miljoen frank extra om het aanbod aan informatieve programma's op Canvas uit te breiden. In die nieuwe programma's zal ook ruimte zijn voor kunst en cultuur. Bent u daar tevreden mee of wilt u meer?
Johan Van Heddegem: ‘Het is oude discussie. Ik ben oud genoeg om me de stelling van Karel Hemmerechts te herinneren toen hij directeur informatie was: je moet cultuur niet apart behandelen maar je moet zorgen dat die in de reguliere informatieprogramma's voldoende aan bod komt. Het is altijd mijn stelling geweest, ook in de periode dat ik mij met het kunstkanaal bezighield, dat het de taak van de publieke omroep is om over de kunst
Johan Van Heddegem: een passie voor kunst.
zoals over alle andere maatschappelijke fenomenen te informeren, daar eventueel aan educatie rond te doen en eventueel er ook mee te amuseren. Dat is de klassieke drieledige opdracht van de publieke omroep. Maar die drie functies zijn secundaire manieren van met kunst om te gaan. Als je daarnaast nog behoefte ziet om kunst als zodanig via de media, via de omroep, via de televisie een plaats te geven, dan is dat nog iets heel anders. Dat zijn voor mij twee aparte probleemstellingen. Als de
| |
| |
Paul Van de Velde, directeur-generaal van het departement WIM, en prof dr. Herman Van Pelt, gewezen voorzitter ANV-werkgroep Media, onder de toehoorders.
publieke omroep die eerste drie secundaire dingen beter zou doen, dan zou ik daar heel blij mee zijn.’
| |
Een kunstkanaal
Maar ook als de openbare omroep in de toekomst meer aandacht zal besteden aan kunst en cultuur, dan nog blijkt Van Heddegem niet tevreden. In de jaren 90 ijverde hij voor de oprichting van een kunstkanal, een initiatief waar hij vaak en graag naar verwijst. In discussies met onder meer programmamakers van de openbare omroep, kreeg hij wel meer te horen dat een kunstkanaal de positie van de kunst binnen de publieke omroep zou ondermijnen.
Johan Van Heddegem: ‘Wat de BRT toen gedaan heeft, de programma's van Stefaan Decostere, Eric De Kuyper, Dirk Lauwaert en - niet te vergeten - Jef Cornelis, dat waren programma's die op zichzelf kunst waren. Op een bepaald moment vond men binnen de openbare omroep dat men dat moest doen, en ik vond dat perfect. Later vond men dat dat niet meer moest. Dat kon ik zelfs accepteren want de argumenten die men daarvoor hanteerde, waren goede argumenten. Maar men moet er dan wel voor zorgen dat er daarnaast een plek gecreëerd wordt waar dat soort dingen wel kan gebeuren.’
- Een apart kunstkanaal dus?
Johan Van Heddegem: ‘Een apart kunstkanaal zou daarvoor een mogelijkheid zijn. En dat kunstkanaal is er bijna geweest.
Het was een Nederlands-Vlaams kunstkanaal; kunstkanaal Nederland en het in oprichting zijnde kunstkanaal Vlaanderen hebben toen een alliantie gesloten en ondertekend dat zij gezamenlijk zouden streven naar een Nederlands-Vlaams kunstkanaal. Met als argument dat als je naar een doelgroepenzender gaat die op een of andere manier zelfbedruipend moet zijn, je dat op een grotere schaal moet doen dan alleen maar in Vlaanderen. We zijn toen met dat project naar een aantal potentiële partners gestapt, waaronder Filmnet. Daar heeft Hans Klok, in eerste instantie uit een persoonlijke maar al heel snel ook uit een zakelijke interesse, dat heel grondig aangepakt. Hij investeerde nogal wat geld om een haalbaarheids- en een marktstudie, een ondernemings- en en een implementatieplan te maken. De marktstudie was zo onverwacht positief dat men ze nog eens helemaal heeft laten overdoen met een extra correctie op de sociaal wenselijke antwoorden. Die marktstudie was ook door een puur commercieel gericht marketingbureau uitgevoerd, en niet door kunstminnaars die hun wensen graag voor werkelijkheid nemen. De conclusie was dat een kunstkanaal binnen de drie jaar winstgevend kon zijn. In 1995 was drie jaar voor ondernemers nog een acceptabele termijn, dat is het nu niet meer. Nu moet het binnen de zes maand.
In dat plan zat zelfs een partnership met de BRT waar toen op het tweede net nog zendtijd vrij was.
De formule kwam erop neer dat er zes dagen per week betaaltelevisie zou worden verkocht op Filmnet. De zevende dag, wellicht de zondag - het tweede net zond toen op die dag niet uit -, zou een open venster zijn dat gratis aangeboden zou worden. Het kunstkanaal was een initiatief van een vereniging van kunstinstellingen. Om lid te worden moest de kunstinstelling gesubsidieerd worden. De vereniging zou het kunstkanaal het materiaal aanbrengen, en de open dag die als een soort promotie voor betaaltelevisie zou dienen, zou betaald worden door Filmnet. Het contract daarover lag klaar om getekend te worden op het moment dat Filmnet overgekocht werd door Canal+. Hans Klok verdween uit beeld. Canal+ hield ons nog een tijd aan het lijntje met de boodschap dat de zaak voor hen niet prioritair was maar dat ze er later op zouden terugkomen. Van uitstel is in dit geval wel afstel gekomen.’
| |
Geen omroepje spelen
Momenteel wordt geprobeerd om de coöperatieve vereniging te liquideren. ‘Wij doen het niet meer,’ zegt Van Heddegem.
- Wie zijn wij?
Johan Van Heddegem: ‘Wij waren drie mensen: Hugo Degreef, toen van het Kaaitheater, nu van Brugge 2002, Claude Blondeel, VRT, en ikzelf. De basis van de coöperatieve vereniging
| |
| |
werd gevormd door het Kaaitheater, de Singel (ik heb toen nog André Leysen ontmoet die voorzitter was; hij wou niet zomaar instappen zonder dat hij overtuigd werd), Rosas, Het Festival van Vlaanderen, Theater Theater... Het was een representatief staal uit de Vlaamse kunstwereld.’
- Alleen maar de Vlaamse?
Johan Van Heddegem: ‘Het kunstkanaal Nederland is een stichting, die gesubsidieerd wordt door de overheid en ook van de kabelmaatschappijen wat geld krijgt. Het protocol, het memorandum of understanding, dat wij ondertekend hebben met het Nederlandse kunstkanaal was dat wij, van zodra er een reële kans zou zijn op concrete implementatie, een aparte juridische structuur zouden oprichten. Het belangrijke was dat we nooit de ambitie hadden om zelf omroepje te gaan spelen. Nee, onze bedoeling was om de zendmachtiging die we daarvoor verworven hadden, en die we nodig hadden voor die open dag, om die als sleutel te gebruiken om de operationele omroepactiviteiten uit te besteden aan een daarvoor geschikte partner: Filmnet bijvoorbeeld. We hebben ook met Kinderatelier gesproken, met Terry Verbist, met Carlo Gepts, uiteraard met Cas Goossens en Jan Ceuleers. De machtiging is onlangs geschorst. We hadden die indertijd van Hugo Weckx gekregen, overigens tegen het advies van Pol Van de Velde in.
Ik denk nog steeds dat er in toenemende mate een noodzaak is om kunst via media, dus ook via televisie, te tonen, naar een publiek te brengen, dat dat zelfs een aparte kunstvorm kan zijn, televisiekunst, maar het hele verhaal dat ik vertelde is intussen geschiedenis. Op die manier zal het niet gaan. Het is geprobeerd en het is niet gelukt. Men kan ons verwijten dat we niet op de goede manier geprobeerd hebben, maar ik kan u verzekeren dat we echt alles geprobeerd hebben wat we maar konden om het te doen.’
| |
TV op maat
Van Heddegem vertelt dat hij redelijk onder de indruk was van een uiteenzetting met demonstratie die Peter Suetens over de e-VRT gaf bij de Academie voor Kunsten en Wetenschappen ‘waar hooguit een aantal emeritihoogleraren naartoe komt om ambtshalve zijn vrije tijd te bemeubelen’. Het onderwerp interesseert Van Heddegem al jaren maar hij stond er sceptisch
Bart Verschaffel, hoofddocent verbonden aan de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent: de filosofische Kijk.
tegenover.
‘Suetens heeft een heel goed idee van hoe je een omroepbenadering kunt combineren met een settop box die een vorm van video on demand, van tv op maat mogelijk maakt. Het antwoord dat we indertijd van De Graeve kregen over ‘het Beste van Vlaanderen en Nederland’, namelijk dat je daar geen duur en zwaar omroepnet moet voor gebruiken maar dat het via internet moet kunnen... Het was op dat moment nog niet realiseerbaar maar blijkbaar was hij profetischer dan ik dacht want vandaag de dag is dat wel realiseerbaar. En zeker met de technologie van de settop boxen kun je dus gewoon op maat een aantal Bingen programmeren die op de harde schijf van die doos gestockeerd worden en die je kan bekijken wanneer je dat wil. Het rare is dat de voorbeelden die Suetens daarvan gaf alleen in de sfeer van de informatie en het entertainment lagen maar dat er niemand verwees naar de mogelijkheden om aan educatie te doen. Vanuit mijn professionele achtergrond zou dat een voor de hand liggende mogelijkheid zijn om eindelijk weer opnieuw schooltelevisie te gaan maken maar dan op een manier die veel meer aansluit bij de behoeften van de educatieve wereld. Ook wordt de mogelijkheid geboden om er relatief beperkte doelgroepen mee te gaan bedienen. Dan zou de kunstliefhebber daar ook aan zijn trekken kunnen komen.’
| |
Kijkcijfers
- Een besluit van de Mediagroep op de Conferentie van de Commissie Cultureel Verdrag in Gent luidde: ‘De behoefte aan een cultureel themakanaal, gericht op Vlaanderen en Nederland, blijft bestaan. Nagegaan moet worden of hier een taak is weggelegd voor de openbare omroepen, voor de particuliere sector, of voor beide.’ Wat denkt u daarvan?
Johan Van Heddegem: ‘Ik was erop uitgenodigd en ik was er graag naartoe gegaan maar de uitnodigingen waren laat rondgestuurd. Ik hoorde dat het niet zo'n representatieve groep mensen
| |
| |
was die er rond de tafel zat.
Misschien is het een stokpaardje van mij maar ik blijf dat onderscheid maken tussen secundaire berichtgeving over kunst en een kanaal kunst als zodanig. Als de publieke omroep om welke reden dan ook zelfs zijn secundaire taken tegenover de kunsten, en je mag ook een beetje cultuur zeggen, maar ik probeer die termen op het juiste moment te gebruiken, niet zou uitvoeren dan zou dat via zo'n themakanaal lopen. Ik kom dan weer bij de oude discussies die vanuit de BBC kwamen en die door mensen als Cas Goossens en Karel Hemmerechts graag geciteerd werden: moet je dan een boeiende mix maken waarmee je de mensen bijna zonder dar ze het beseffen, de nodige cultuur en kunst door de strot duwt, of moet je een gettozender maken, want dat is dan meteen het etiket dat erop geplakt wordt. Als je naar de kijkcijfers kijkt, zelfs voor de meest elitaire kunstenprogramma's die nu sporadisch op Canvas getoond worden en voor een deel op een elitaire gettozender als Arte, dat gaat toch altijd om behoorlijke aantallen mensen. Er wordt in het debat daarover op een rare manier met de cijfers omgesprongen.’
- Bijvoorbeeld?
Johan Van Heddegem: ‘Een voorbeeld dat niet uit de kunstensector komt. Een van de laatste wetenschappelijke programma's, dat zelf wetenschap aan de orde stelde en niet over de wetenschap ging, was toevallig iets wat we in Leuven geproduceerd hadden. Het ging over chaos en complexiteit in de diverse wetenschappen. De eindredacteur en samensteller was Luc Steels van de VUB en op basis van een engagement van Lea Martel werd dat op de BRT uitgezonden, - zonder ervoor te betalen. Het is op twee zonnige woensdagavonden dat er geen voetbal was op het tweede BRT-kanaal uitgezonden. Dat programma was een taaie brok - Wim Kayzer is daarbij vergeleken licht amusement - maar het haalde een kijkdichtheid van 1,2% in Nederland en Vlaanderen samen. Dat betekent dat er méér dan 200.000 mensen naar gekeken hebben. Er is geen enkel ander medium dat 200.000 mensen met zo'n inhoud zou bereikt hebben: op cdrom, op videocassette, met video on demand. Vandaar mijn onderscheid tussen ‘lean forward’ en ‘lay back’. Men gaat ervan uit dat iedereen tegenwoordig interactief bezig wil zijn en vooruit wil leunen om de computer in te geven wat hij graag wil zien. Neen, de mensen willen wel eens achterover leunen en naar iets kijken. Datgene waar ze dan naar kijken mag ook moeilijk en taai zijn. De meest succesvolle operaproductie in de Munt - daar vergelijk ik dat graag mee - was de Don Giovanni van Mozart. Ze werd drie jaar naeen hernomen en die bereikte in totaal 30.000 mensen!
Ik geloof niet dat dingen alleen maar vraaggestuurd kunnen zijn. Het aanbod beïnvloedt ook de vraag. Je ziet dat overal maar vooral op televisie waar het aanbod zo verschraald is dat men alleen maar naar dat soort schrale programma's meer vraagt. Ik kan het niet wetenschappelijk onderbouwen maar ik ben ervan overtuigd dat zelfs de informatieprogramma's op de VRT sterk naar die van de commerciële omroep neigen.’
| |
Aanbevelingen
- De Raad voor Cultuur deponeerde een serieuze nota ‘Aanbevelingen in het kader van de onderhandeling van de nieuwe beheersovereenkomst van de openbare omroep’ op het bureau van cultuurminister Bert Anciaux, die niets met media te maken heeft. Wat is het nut dan van zo'n nota?
Johan Van Heddegem: ‘Die nota over de taak van de VRT tegenover de kunsten is een initiatief van de Raad voor de Kunsten. Die is daar geschreven en goedgekeurd en dan verder doorgegeven aan de Raad voor Cultuur. Die Raad bevestigde die nota en is dan naar alle betrokken beleidsverant-woordelijken toegestuurd, zegt men mij. Bij mijn weten is er verder nooit iets mee gebeurd.
Toen we die nota opstelden, had Anciaux nog in zijn beleidsbrief staan dat hij met zijn collega van media de afspraak had dat ze over de culturele aspecten van het omroepbeleid regelmatig overleg zouden plegen. En men kondigde aan dat er nog een aparte raad voor cultuur voor de omroep zou worden opgericht maar in een volgende versie van de brief verdween dat weer. Het stond overigens in de beleidsbrief van Anciaux maar niet in die van Van Mechelen. De nota is een mooi document maar het is ontmoedigend als je ziet wat een mens allemaal doet om dat debat op gang te krijgen zonder dat het enig effect heeft.
Met de huidige toenemende hoge snelheid van internetverbindingen en de computers van de eindverbruiker, is het nu eindelijk zover dat je je multimedia op je eentje kunt maken. Je hebt daar geen infrastructuur en geen subsidie voor nodig en je kunt die ook verspreiden zonder dat je een omroep nodig hebt. Wie met beeld en geluid op een artistieke manier willen communiceren, kunnen dat daar doen. Alleen is dat qua maatschappelijk effect, qua zichtbaarheid, heel anders dan wanneer het op een publieke plek gebeurt. Op de studiedag in Leuven ging dat aspect van de publieke ruimte misschien een beetje de mist in. Men zegt wel dat het internet de publieke ruimte van vandaag is, alleen vind ik dat met het begrip dan een nieuwe inhoud geeft. De publieke ruimte was per definitie de agora, een plek waar een aantal mensen gelijktijdig aanwezig was en met elkaar interageerde. De interactie via internet - behalve het chatten en dat soort flauwekul - is in hoofdzaak een a-synchrone aangelegenheid, dus een gefragmenteerde, verbrokkelde publieke ruimte. Dat is veel individualistischer, veel minder een collectief gebeuren ook al zijn er miljoenen mensen bij betrokken. Dat is naar de productie en presentatie van kunst toe een zeer groot verschil.’
|
|