| |
| |
| |
Geschiedenis
Het omstreden huwelijk
• Kees Middelhoff
Het rumoer rond het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander was voor Neerlandia-redacteur Kees Middelhoff de aanleiding om nog eens te bladeren in de briefwisseling tussen koning Willen I en de Belgische gravin Henriette d'Oultremont - algauw verbasterd tot ‘Jetje Dondermond’. De koning vroeg Henriette, de hofdame van zijn overleden vrouw, ten huwelijk. De reacties op dat voornemen toen lopen parallel met de vraagtekens die nu gezet worden in de pens, waar - zoals koningin Beatrix onlangs opmerkte - ‘de leugen regeert’.
De correspondentie die Willem I met zijn ‘geliefde Henriette’ tussen 1839 en 1843 voerde, was opgeborgen in een gesloten brandkast op een kasteelzolder in de Ardennen. De kast zonder sleutel donderde bij het versjouwen van een trap en de deur viel open...
Oud-gouverneur van Belgisch Limburg, Louis Roppe, gaf de brieven uit in 1962 onder de titel ‘Een omstreden huwelijk: koning Willem Frederik, graaf van Nassau en de gravin van Nassau, geboren Henriette d'Oultremont de Wégimont’. Op die uitgave is het onderhavige verhaal ‘Een omstreden huwelijk’ gebaseerd.
Koning Willem I mag als een verlicht despoot gekarakteriseerd worden, veelal met de nadruk op despoot, hij was voor zijn naaste omgeving voor alles ‘père de famille’, zoals de kinderen over hem spreken. De kinderen zelf waren hecht met elkaar verbonden; het is op te maken uit de correspondentie uit de tijd van de ballingschap 1795-1814. Brieven in het Frans - de hoftaal - maar met vele hollandismen vermengd. (Was er ergens weer een kind geboren dan kwam ‘la baker’ van vroeger weer ter sprake die de prinselijke boreling wikkelde in ‘une lappe de flanelle’.) Middelpunt was de moeder, Wilhelmina van Pruisen, Mimi in de dagelijkse omgang. Zij stierf in 1837, ruim 60 jaar oud, na een gelukkig huwelijksleven van 45 jaar. Zij had de gewoonte om aan het eind van een werkdag met haar hofdames een thee-uurtje te beleggen, waaraan koning Willem als het even kon maar al te graag deelnam.
Koning Willem I
| |
Theekransjes
Na het overlijden van Mimi stelde de koning dat dit uurtje moest worden voortgezet; hij hield van die dameskout. De vrolijkste onder de dames was de praatgrage en tactvolle 45-jarige gravin Henriette d'Oultremont, uit de zuidelijke helft van zijn Verenigd Koninkrijk. De theekransjes waren enerzijds een levendige herinnering aan zijn geliefde echtgenote, anderzijds een afleiding. In 1830 had België zich losgemaakt uit het Verenigd Koninkrijk. Een teleurstelling die Willem - ondanks aandringen van de Grote Mogendheden - maar niet wilde aanvaarden. Daardoor zag hij zich genoodzaakt langs de Nederlands-Belgische grnes troepen op oorlogssterkte te leveren, wat niet bevorderlijk was voor de staat van 's lands financiën. Het wekte een onrustig klimaat onder de ‘Hollanders’ die toch liever van dat ‘Belgische muitersvolk’ of wilden.
| |
| |
In dat damesgezelschap werd hij geïntrigeerd door gravin Henriette. Zij was weliswaar in 1772 in Maastricht geboren en had een Amsterdamse moeder, maar haar vader - ofschoon als kolonel ingekaderd bij de Hollandse Grenadiers - was een ‘Belgische’ graaf uit het in de Ardennen gelegen Wégimont, en dus onderdaan van het koninkrijk België in statu nascendi.
| |
Neerslachtige koning
Toen in 1839 de scheiding tussen België en Nederland onherroepelijk was geworden, zocht de neerslachtige 67-jarige koning steun bij de 47-jarige gravin Henriette; hij vroeg haar ten huwelijk. Zij wees erop, dat ze niet van koninklijken bloede was en dat het mede daarom beter was dat zij zich terugtrok van het hofleven en opstapte, temeer omdat haar mede-hofdames zo'n relatie - jaloezie? - maar ongepast vonden.
De koning -zelf onzeker geworden? - ging met haar vertrek akkoord. Henriette vertrok op reis, gewapend met een diamanten ring die de koning haar als onderpand gegeven had, en met de belofte van haar kant dat zij van tijd tot tijd met de koning schriftelijk in contact zou blijven. De brieven konden geadresseerd worden op naam van 'skonings secretaris Hoffmann; deze noemde de situatie ‘elektrisch geladen’, want ‘het onweder onder uw compagnes is nog niet weggetrokken’! Hij adviseerde haar over de koning te schrijven als ‘de persoon waarin U geïnteresseerd bent’.
De koning lichtte zijn minister van justitie in, de chicanerende Van Maanen. Deze deed ‘in kloeke taal’ van meet af aan pogingen om de naderende echtverbintenis te voorkomen, gelet op de ‘schromelijke gevolgen van dien gewaagden anti-nationale stap’, dit mede gelet op ‘de benarde staat der financiën’. Bovendien had de jurist Van Maanen vastgesteld dat een ‘morganatisch huwelijk of huwelijk met de linkerhand niet gevonden wordt in het Burgerlijk Wetboek’.
De eerste brieven aan ‘ma chère, tres chère et bonne Henriette’ echoden de harteklop van een verliefde koning. Van haar kant waren er zinnen als: ‘Waaraan heb ik dit te danken?’ en ‘Uwe Majesteit is duizendmaal te goed voor mij’. De ondertekening in het begin luidde: ‘Uwe onderdanige en gedienstige onderdane’.
| |
Zorgenkind Marianne
Inmiddels had vader Willem ook zijn kinderen ingelicht; de kroonprins (held van Waterloo) en zijn vrouw Anna Paulowna (erg op protocol gesteld), diens broer, de goedige Prins Frederik, en zijn lievelingsdochter en zorgenkind prinses Marianne (ongelukkig getrouwd met Albrecht van Pruisen).
De oudste zoon en troonopvolger protesteerde heftig, want: ‘een zoon die 47 jaren U ten zeerste is toegedaan’, zulk een verbintenis ‘zou een ramp zijn voor het land’, niemand ‘zal kunnen begrijpen dat U op Uwe leeftijd een tweede huwelijk aangaat’. En wat hem persoonlijk betrof: ‘Dat u zo snel al de herinnering aan mijne moeder, met haar engelachtig karakter, zal willen uitvagen’. Niettemin: ‘Uw toegenegen zoon en op deze plaats, Uw vriend, Willem’.
Ook Henriette kreeg een brief van de oudste zoon: ‘Een verbintenis als deze is een kalamiteit voor Hem, voor het Land en Zijn familie’. De ‘père de familie’, bang dat het familieleven door zijn avances geschaad zal worden, antwoordde daags erna. Hij hoopte niet ‘dat de reünie met mijn zeer lieve en goede kinderen met hun oude vader nu beëindigd zal zijn’. Vrijwel tegelijkertijd schreef de kroonprins aan zijn schoonvader, tsaar Nicolas, of deze met zijn autoriteit de vader niet kon bewerken: ‘Zij is Roomsche en Belgische, welk een ramp voor het land’, maar ook ‘zo vlug na het verlies van mijn moeder, een remplaçante Mère’.
Henriette werd door de koning braaf op de hoogte gehouden. Soms maakte hij zich in een brief kwaad en vluchtte in de moedertaal: ‘A moi le fait du kwaad bloed...’
Henriette was ondertussen op 26 augustus 1839 vertrokken voor een lange reis, die voor haar als een ‘véritable exil’ was. Via België, waar ze vaststelde ‘dat velen de koning nog zeer genegen zijn’, ging zij richting Italië. Dochter Marianne voelde haarfijn aan hoe haar vader zich moest voelen en kwam van Berlijn naar Den Haag, voor troostend gezelschap.
| |
Koning ‘Cheesehead’
Ondertussen had de buitenlandse pers door dat er iets sensationeels te beleven viel in het doorgaans saaie paleis Noordeinde. Op 10 september 1839 schreef de Times dat ‘het voorgenomen huwelijk is uitgesteld tot mei 1840’ en dat ‘wie bekend is met Willem I kan weten dat het huwelijk uiteindelijk wel doorgaat’. De koning stond in het buitenland ook bekend als ‘the king cheese-head’. The Globe schreef: ‘De koning is een te goed staatsman om een Belgische vrouw in zijn echtkoets toe te laten, al was het aan de linkerzijde’. De Franse pers is genuanceerder: ‘De koning is te goed protestant om een katholieke vrouw te trouwen en een te goede politicus om een Belgische te huwen’. Maar toch namen zij het gerucht over ‘dat vijftien jaar geleden Henriette door toedoen van de koning een kind ter wereld heeft gebracht’.
‘Omdat de buitenlandse bladen er over schrijven’ durfde ook de binnenlandse pers. Het Algemeen Handelsblad: ‘Vader Willem, Gij hebt Uw getrouwe onderdanen diep bedroefd. Vergeef het aan onze Hollandse rondborstigheid,
| |
| |
wij mogen niet zwijgen, al houden wij het gerucht als ongegrond’! Maar toch: ‘De stem van het geheele volk schreeuwt luide, dat het Hollandsche bloed onverbasterd moet blijven’. (Wat kennelijk niet het geval was met Pruisisch en Russisch bloed...) Niet hertrouwen was het nationale advies, zij het dat de gezaghebbende Arnhemse Courant een tegengeluid liet horen: ‘Er zijn in België vele vrouwen van verstand en onder dezen de Gravin’. En als het om de religie ging: ‘De koning van Frankrijk is met een protestantse getrouwd; de Belgische koning is protestant. Het protestantismus moet zich niet strijdig met zijn oorsprong onverdraagzaam toonen’.
| |
Smokkelende hofdame
Via Dijon trok Henriette naar Lyon, en vandaar per stoomboot naar Avignon. ‘Niet zo goed als de stoomboten bij Rotterdam’, schreef ze. Dat moet de handelskoning goed gedaan hebben! Vervolgens Marseille (‘geen brieven helaas’) en dan over Toulouse en Nice naar Genua. Daar vond ze drie brieven waarin het advies: ‘Onderteken je brieven maar niet meer, ik ken het handschrift van mijn lieve vriendin’.
Haar brieven stonden vol reisdetails met soms amper ingehouden binnenpret. ‘In Genua werd ik niet tot de haven toegelaten, want een hofdame had zes paar kousen weten te smokkelen door ze over elkaar aan te trekken.’ (14 oktober 1839).
De koning had wel andere zaken aan zijn hoofd. Op 21 oktober 1839 was de opening der Staten-Generaal, de eerste na de scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Een paar passages uit de troonrede: ‘Weldra zal een aanvang worden gemaakt met de drooglegging van het Haarlemmer meer’; maar ook ‘de regeling van de overschrijving van dat gedeelte der publieke schuld, welke ten laste van België moet komen, heeft niet de vorderingen gemaakt, welke ik had gewenscht’. Maar het Rijk der Nederlanden ‘hoewel binnen enge grenzen beperkt, zal een waardige plaats blijven bekleeden in de rij der Staten’. Al stond in de Troonrede iets als een land ‘uitblinkende door liefde jegens zijne Vorsten’, een kroniekschrijver vermeldde dat op de heenweg naar het Binnenhof ‘geene toejuichingen gehoord werden’.
De geruchtenmolen draaide dan ook rustig verder; ‘Als Henriette in Amsterdam zou komen, komt zij er niet levend vandaan’, meldde de Oostenrijkse gezant aan Metternich, en mevrouw Van Hogendorp hoorde op de veerboot bij de Moerdijk dat ‘Henriette d'Oultremont in het water is gegooid, zonder dat de kapitein ook maar een hand naar haar uitstak’. Zelfs de hofpredikant preekte bij voorkeur over koning Salomo, ‘die zijn hart verpand had
Prinses Marianne
aan vrouwen’. De koning: ‘De laatste tijd heb ik veel ruisch in mijn oren’.
Ondertussen waren allerlei publicaties ook doorgedrongen in de Italiaanse pers. Henriette: ‘In Rome vroeg een Zwitserse dame mij of ik ook wist of de koning hertrouwd was. Nee, zei ik. Zij weer: wat merkwaardig, want de kranten bier schrijven dat dit wel het geval is. Ach, zei ik: kranten schrijven zo veel dat je niet kunt vertrouwen. Zij had niet in de gaten tot wie zij sprak, ik heb me ontzettend geamuseerd.’ Naar ik vermoed de koning ook na het lezen van deze brief. Hij blijft haar ‘bombarderen met mijn brieven’.
| |
| |
| |
‘Mijn dubbel-Friese kop’
Zoveel weerstand deed de koning opnieuw aarzelen, ook al werd ‘mijn oude Friese kop, nu dubbel Fries’. Hij schreef Henriette (22 maart 1840) dat hij van het voorgenomen huwelijk afzag. De kroonprins is daarop ‘stomverbaasd, maar ook erkentelijk voor het offer dat U brengt’ en hij ondertekende zijn brief aan zijn père de familie: ‘Uw meer dan ooit erkentelijke zoon Willem’. Het Handelsblad daags erna al (!) ‘Eere zij God, dank, duizendwerf dank zij den geliefden (!) koning’. Prompt ging er een briefje naar de hoofdredacteur met ‘de complimenten van de kroonprins’.
Hoe reageerde Henriette? Op 26 en 27 maart, 3, 10 en 16 april 1840 schreef de koning brieven vol bemoediging, in het perspectief van het naderend paasfeest: ‘Dat zal U wel de nodige rust geven’; ‘Je blijft voor mij altijd mijn allerbeste vriendin’; ‘Ik verdien niet de momenten waarop je mij gelukkig hebt gemaakt’. Wederkerig hoopte hij ‘in de Stille (Goede) Week het Sacrament (H. Avondmaal) te ontvangen, dat mij zal sterken’.
Henriette cijferde zich weg in de hoop ‘dat de père de familie overtuigd is, dat niets mij teveel is om U vrede en rust te wensen, zonder verder te denken aan Uwe getrouwe en zeer toegedane dienaresse en vriendin’. Ze bleef voorlopig in Rome. Lievelingsdochter Marianne kwam opnieuw uit Berlijn over om haar vader troostend bij te staan. Na een audiëntie bij de paus besloot Henriette naar de Nederlanden terug te keren, ‘in elk geval niet naar Den Haag’. Het werd uiteindelijk Luik.
De definitieve scheiding tussen Nederland en België had voor Nederland o.m. het gevolg dat de grondwet moest worden aangepast. Als dit toch gebeurde, wilde het kabinet - naar Belgisch voorbeeld - daarin de ‘Ministeriele Verantwoordelijkheid’ opnemen. Was het nu vanwege de grondwetsherziening (waarbij elk Koninklijk Besluit een ministerieel contraseign moest hebben), of was het vanwege zijn verlangen naar Henriette, dat de koning aan aftreden ging denken.
Op 12 september 1840 riep hij Van Maanen bij zich om hem van zijn voornemen kennis te geven. Hij schreef dit aan Henriette, zij antwoordde vlug: ‘Er is altijd nog dat Hollandse puritanisme, waarbij iedereen de ideeën van zijn buren wil regelen’.
| |
Pauselijke toestemming
Voor Henriette was het verblijf in Rome behalve een toeristische ook een zakenreis. In Rome verbleef op een hoge Vaticaanpost mgr. Capaccini. Hij was vertegenwoordiger van de paus in Brussel/ Den Haag geweest. Zij wilde per se toestemming hebben van de paus voor een huwelijk, want ‘liever sterven dan van geloof veranderen’. Wat speels vervolgde zij: ‘De goede God houdt meer rekening met mensen ‘de bonne foie’ die ‘la bonne voie’ bewandelen’.
De brieven van de koning bemoedigden haar niet. De kroonprins bleef alles doen om het tweede huwelijk van zijn vader te voorkomen, al schreven kranten dat ‘het huwelijk (al) in Rome per procuratie is voltrokken’. ‘Patience’ is het woord dat de ongeduldige Henriette kreeg voorgehouden.
Op de verjaardag van de kroonprins (6 december, hij was een ‘Sinterklaaskindje’) bracht vader Willem een toast uit op de gezondheid van zijn zoon ‘en op de afwezige’, zo schreef hij aan Henriette en ‘als ik naar hem keek begreep hij wel wie ik bedoelde!’. In maart 1840 hakte de koning de knoop door. Hij legde bij de notaris vast dat Henriette een gift ontving van f. 200.000,- en een jaargeld van f. 12.000,-, ‘waar ook mijn beminde Henriette zich ophoudt, getrouwd of niet’.
Met name het Handelsblad bleef - op instigatie van de kroonprins - schrijven ‘dat het de Natie zou stuiten, als koningin te zien optreden eene Belgische Gravin geboortig uit het land hetwelk Nederland zooveele nadelen berokkend heeft’. De kroonprins vroeg daarop de hoofdredacteur ‘nog krachtiger taal te gebruiken’. De predikanten van Amsterdam (maart 1840) meenden hun bijdrage te moeten geven en zij legden een eigen accent: ‘Uwe verbintenis met een Roomsch-Katholieke vrouwe zal door geheel Nederland eene godsdienstige partij doen ontvlammen, waartoe de brandstoffen door Jesuiten-list allerwege gelegd is.’
Aan Groen van Prinsterer liet de koning weten: ‘Ik ben protestant en dus mag ik aannemen, dat men in de R.C. Kerk zalig kan worden’. ‘Wat deed Willem (de Zwijger), wat Maurits? Zou men dan willen dat ik eene maîtresse nam?’ ‘De couranten staan vol leugens’. Jan Publiek had geen historische verklaring nodig. Op straat kon men horen zingen: ‘De koning, die gaat trouwen / al met een Muiterswijf’.
| |
Aftredensbereid
Ondanks weerstand van Van Maanen hield de koning vol. Op 7 oktober 1840 om 12.05 uur werd op Het Loo de akte van ‘afstand van alle Nederlandsche, Luxemburgsche en Limburgsche kroonen’ getekend. Daags daarna deed hij uitvoerig verslag van het gebeuren met de nadruk op het feit dat hij zijn zoon, nu koning Willem II had uitgenodigd op Het Loo, om te spreken over zij nu definitieve besluit Henriette te trouwen. Zij antwoordde dat het enige dat zij verlangde was ‘dat de bisschop of een ander zijn zegen geeft en voor de rest, dat de huwelijksplechtigheid zonder veel ophef zal geschieden’.
Zonder ophef? Dan kon men het beste in het buitenland trouwen, in Berlijn bijvoorbeeld. Marianne had een kindje
| |
| |
gekregen en de grootvader kon daar een kraamvisite brengen. De trouwdatum werd voorlopig vastgesteld op 15 februari 1841.
Afgetreden of niet, de anti-krachten kwamen opnieuw in actie. Henriette klaagde dat er maar geen toestemming uit Rome kwam en schreef de koning dat de Nederlandse gezant aldaar getipt moest zijn door de nieuwe koning, zijn zoon. Ze kende Rome: ‘Mgr. Capaccini is ziek’ enzovoort. De brief van Willem II aan zijn vader verklaarde veel. ‘Er is geen raison d'Etat meer om zich tegen uw verlangens te verzetten, de smart van uw kinderen zal U toch niet weerhouden, maar uw tweede huwelijk trekt een muur op tussen U en uw kinderen. Een vrouw als moeder was, God geeft zulk een persoon maar eenmaal in het leven!’. Ondertussen vroeg Henriette zich af of ‘de priester die het huwelijk inzegent wel juist gemachtigd is door de paus, of dat hij komt uit die clergé die niet orthodox is; dit raakt mijn geweten’. Bovendien had zij ‘bezwaar tegen het woord ‘morganatisch’, morganatisch is gelijk aan onwettig’. De ex-koning schrapte het woord uit de concept-akte. Het werd vervangen door een ‘wettige en christelijke echtverbintenis’.
| |
Gravin van Nassau
Op 17 februari 1841 werd het omstreden huwelijk in Berlijn voltrokken. Ds. Molière van de Eglise Française de Berlin en Proost Brinkmann van de St.-Hedwigsparochie zegenden het huwelijk in. De bruid verklaarde af te zien van alle aanspraak op koninklijke rechten. Het echtpaar zal zich verder presenteren als ‘Graaf en Gravin van Nassau’.
Zoon Willem erkende het huwelijk niet! Hij weigerde de akten te laten inschrijven in der registers van de Burgerlijke Stand in Den Haag. Hij bezwoer zijn vader niet naar Den Haag te komen want ‘de dubbele betrekking van Roomsche en Belgische van zijn vrouw maakt haar tot onderwerp van haat; zij zal op straat bloot staan aan de ergste baldadigheden’.
De ex-koning vroeg hofmaarschalk Rengers eens polshoogte te nemen in Den Haag, m.b.t. de Burgerlijke Stand. Hij concludeerde: ‘Onwil is Z.M.s (Willem II) eenige drijfveer, deze onwil wordt gevoed door eene club waar hij niet tegen durft’. Kortom de Gravin van Nassau is in Nederland niet welkom.
De ex-koning stelde zijn zoon voor toch naar Den Haag te komen om daar ‘opnieuw te huwen, overeenkomstig met de Nederlandse wetten’. ‘Dat nooit!’, moet de intrigant Van Maanen gedacht hebben en hij gaf opdracht aan de ambtenaar van den Burgelijken Stand in Den Haag om de akte alsnog in te schrijven, waardoor het huwelijk ook in Nederland rechtsgeldig was. (2 oktober 1841, akte no 406)
Willem I was nu welkom, op voorwaarde ‘dat U niet begeleid wordt door de Gravin’ schreef zijn opvolger. ‘Ik wil U op het Loo ontmoeten voor een gesprek onder vier ogen’ dus ‘zonder gravin!’. In april 1842 seinde Marianne aan haar broers dat ‘bon et cher Papatje’ ernstig ziek was geworden. De Gravin had ‘drie weken dag en nacht hem verzorgd als ‘une véritable soeur grise’’.
| |
Taaie vorst
Onder invloed van dit alles vroeg Willem II (26 mei 1842) aan de Raad van Ministers advies omdat ‘allengskens de gevoelens van het Nederlandse volk een weinig heeft doen bedaren’.
Hij was ‘koning en zoon’ en hij wenste ‘mijnen Heer Vader te ontmoeten, al ware het dat Hoogstedezelve blijft verlangen dat mevrouw de gravin bij deze ontmoeting tegenwoordig is’. Het antwoord van de Raad luidde neen, want ‘tot welke toneelen zou dit bezoek aanleiding geven’.
Maar koning-papatje was taai. Hij herstelde (juni 1842) en wilde naar Het Loo. Hij hoopte daar als père de familie zijn kinderen en kleinkinderen ‘met open armen te begroeten’.
Eindelijk was toen en daar de ijskap gesmolten. Op 12 juli 1842 reisde het echtpaar af naar Den Haag. De Minister van Justitie vroeg de commissaris van politie dagelijks rapport. Naar gelang het bezoek langer duurde, begon het volk de Graaf en Gravin hartelijk te begroeten. Willem II vroeg voor het eerst aan zijn vader per brief ‘de complimenten over te brengen aan de gravin’. Tevreden reisde het gelukkige paar weer af naar Berlijn. De eensgezindheid in de familie was hersteld. De ex-koning haalde een streep door zijn vorderingen op de staat.
| |
‘Overweging van de Dood’
Op 12 december 1843 overviel hem tijdens zijn bureauwerk een beroerte. Naast hem lag de Imitatio Christi opengeslagen op het chapiter ‘Overweging van de Dood’. Prins Frederik schoof de ring die Henriette hem bij het huwelijk geschonken had, van de vinger, 's Nachts schoof Henriette de ring opnieuw aan. 's konings vinger.
Zij trok zich na de begrafenis in Delft terug in Wégimont, waar zij nog bijna twintig jaar in stilte voortleefde. Voldoende tijd om de brieven van haar geliefde te ordenen en van een lint te voorzien; voor later ‘te verbranden of te bewaren; stukken die ter rechtvaardiging kunnen dienen’.
|
|