Dat wil Hetzel toch wel even rechtzetten:
- Rau heeft dat later wel genuanceerd en stelde dat je er niets aan kunt doen dat je ergens geboren bent.
Kun je trots zijn op wat je eigen land presteert, blijft de vraag. Een stilte.
- Ja, de hereniging van Duitsland in 1989, daar kunnen wij absoluut trots op zijn. Voor het overige hangt alles in dit debat in Duitsland nog samen met het verleden. Auschwitz hangt als een zwaard van Damocles boven elk debat in deze sfeer. De Duitsers worstelen met hun identiteit vanwege het nazi-verleden, maar ook in de tijd van Bismarck, toen de rechtse Duitsers en nationalisten de linkse Duitsers ‘vaderlandsloze’ mensen noemden, speelde dit ongemak al.
Zou er in Nederland ook zo'n Nationalstolzdebat kunnen plaatsvinden als in Duitsland?
Ruijsendaal: -De discussies in beide landen hebben natuurlijk een vorm van angst achter zich. Bij ons is het een vorm van politieke correctheid zoals wij dat noemen, van een conformisme dat je, uit angst voor rechts versleten te worden, niet toestaat eerlijk en kritisch te zijn als het buitenlanders betreft; bij de Duitsers is het hun verleden dat hen hinderlijk volgt. Ik heb gemiddeld wel grote bewondering voor de wijze van discussiëren in Duitsland. Er wordt een zuiverheid in discussie nagestreefd, inderdaad wel harder dan bij ons, maar dat is in meer buitenlanden het geval. Ik vind dat wij, in volle respect voor de eigen cultuur, maar óók voor die van anderen, wat opener over deze zaken zouden moeten praten, niet zo super-politiek-correct. Als je namelijk angstig van zo'n discussie wegloopt, dan krijg je op een goed moment toch de rekening van zo'n houding gepresenteerd.
Is dat politieke correctheid, dat niet durven praten over trots zijn op je land, vraagt Uitzinger aan Von der Dunk.
- Voor een deel zeker. Er ligt in Nederland een taboe op nationalisme. De omringende landen zijn groter en durven trotser te zijn. Wij kunnen toch slecht overweg met ons verleden.
De vraag is ook eigenlijk verkeerd, vindt Ruijsendaal: - Je zou meer moeten kijken naar de betekenisvolle hechting die mensen kunnen of willen hebben met de taal en cultuur waarin zij zijn geboren en opgegroeid.
Hetzel meent dat Nederlanders juist heel chauvinistisch zijn. Als bewijs voert hij de Oranjegekte aan:
- Die is toch uitzinnig! Die uiting is een heel sterke uiting van Nederlands nationalisme. Jullie hebben ook een heel sterke culturele identiteit. Kijk maar naar Sinterklaas, naar de verjaardagskalender op de WC, naar eten om zes uur: een nationale consensus die absoluut bestaat. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, daarover zijn alle Nederlanders het toch volstrekt eens.
Gezamenlijk verbaast men zich vervolgens over oranjetaartjes, oranje geverfde cafés. Een vulgaire kleur vindt Von der Dunk het zelfs. Ruijsendaal vindt deze gekte een vorm van gemiste kans: een gewoon debat is er niet en dus uiten sommige zaken zich buiten de orde. Is dat zo, vraagt Uitzinger zich af. Von der Dunk meent dat er toch iets aan het schuiven is, zeker op het praktische vlak:
- Verstedelijking, migratie, mondialisering zijn toch zaken die ons doen veranderen.
- Maar pragmatisme en flexibiliteit, houdt Hetzel vol, zijn alles doordringende zaken die heel duidelijk bij de Nederlandse culturele identiteit horen. Neem nu de debatten en maatregelen rondom euthanasie en drugs: een pragmatische aanpak die typisch Nederlands is, die vind je niet terug in andere landen.