Ethiek van de verandering
Prof. Mark Eyskens nam als eerste van de laureaten het woord. Hij herinnerde eraan dat de oorsprong van de Benelux-gedachte ouder is dan we denken. ‘Ze stamt uit het jaar 1941 en is vooral gegroeid in het brein van onze drie ministers van financiën van toen.’ Zij hadden wen monetaire samenwerking tussen de drie toekomstige Benelux-landen voor ogen.
Kleine landen mogen geen complexen hebben en niet lijden aan ‘kleinheidswaanzin’, zei Eyskens. ‘Bij het begin van de Europese integratie en de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal waren we met zijn zessen en waren de Benelux-landen goed voor de helft van de zes landen. Overmorgen krijgen we een Europese Unie van minstens 30 of 32 lidstaten. Als we alleen blijven zijn we een van de 32. Zijn we met zijn drieen, samenwerkend, coherent, klaarziend, initiatiefnemend, dan vertegenwoordigen we samen 23 miljoen inwoners en dan hebben we volgens de huidige weging van de stemmen rond de tafel van de Europese Ministerraad 2 × 5 + 2 = 12 stemmen, wat meer is dan het grote Duitsland.’ Samen optreden in de Europese Unie noemde de hoogleraar van vitaal belang voor onze drie landen.
De Benelux is altijd een laboratorium geweest. Nu we op weg zijn naar een totaal nieuw Europa moet ze ‘een agitator zijn van ideeën, l'imagination au pouvoir’. En hij voegde de daad bij het woord. ‘Ik vind dat we moeten nadenken over een monetair akkoord met Groot-Brittannië. Als Benelux kunnen we misschien zo'n idee lanceren omdat vandaag de dag, meer dan in het verleden, onze belangen volkomen complementair zijn. Het is belangrijk, ook voor het beleid van eerste minister Blair, dat het pond wat zou worden afgewaardeerd en de euro zou worden opgewaardeerd.’
Laureaat Mark Eyskens in gesprek met Marc De Schriever en zijn partner.
Ten slotte reageerde hij op ‘het prachtige verhaal’ van prof. Van der Geld. ‘De grote opgave voor morgen, die van ons, die van de Benelux, die van een Europese Unie, die van onze wereldbeschaving - voor zover zoiets bestaat - is veranderingen omzetten in menselijke vooruitgang. (...) Mijn besluit is dan ook dat we geen nood hebben - althans niet in eerste instantie - aan een verandering van de ethiek maar aan een ethiek van de verandering.’