| |
| |
| |
Cultuurpolitiek
12e Academische zitting Alden Biesen
Die gevoelige identiteit
• Guido Logie
‘Eenheid, eigenheid, verscheidenheid?’ was het thema van de twaalfde ‘academische zitting’ van de ANV-afdeling der beide Limburgen op zaterdag 28 oktober 2000 in de Landscommanderij van Alden Biesen. Sprekers waren prof. Damiaan H.M. Meuwissen, hoogleraar rechtsfilosofie en vergelijkend staatsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en academic director Hanse Law School te Groningen-Bremen, en Wilfried Vandaele, algemeen secretaris van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. De theoreticus en de practicus. Als het over identiteit gaat, zijn gevoelens nooit veraf, zei Vandaele die het daar als ‘zakelijk man’ niet altijd makkelijk mee heeft. Voor hem bestaat er zoiets als een ‘wij-gevoel van de Lage Landen’ al geeft hij toe dat dat zeker niet in brede lagen van de bevolking is doorgedrongen. Meuwissen, voor wie gevoel een eenzijdig begrip is, poneerde dat het beleven van de (taal)identiteit in afzondering voor Vlaanderen en Nederland achter de rug is. We zijn aan de volwassen fase toe ‘waarin we met elkaar dingen samen doen’.
‘Ik zal de filosofische context van het begrip identiteit niet mijden,’ begon prof. Meuwissen, ‘en in de concretisering van de dat begrip naar Vlaanderen en Nederland toe zal ik het in een Europese context plaatsen.’
Aan het begrip identiteit zitten volgens hem drie zaken vast: bewustzijn, kiezen, verwerkelijken.
Identiteit is dan:
1. je van jezelf bewust zijn;
2. voor jezelf - met je leeftijd, je haarkleur, je afkomst, je geslacht, je geloof, je taal - voor jezelf kiezen;
3. die keuze realiseren.
Hij had zijn betoog in acht denkstappen ingedeeld. De eerste drie gingen over de identiteit van het individu. De denkstappen 4 tot 6 handelden over de identiteit van de groep, de natie, het volk. In denkstap 7 waren Nederland en Vlaanderen in een Europese context aan de orde, en in denkstap 8 Nederland en Vlaanderen onderling.
| |
Stap 1
De verwerkelijking van je identiteit geschiedt altijd in de uitwendige wereld: hoe je de wereld inricht, hoe je met anderen in die wereld omgaat. Het gaat erom of je jezelf in die wereld kunt terugvinden. Je richt die wereld als een huiskamer naar je eigen smaak in. In die geur en kleur, in die omgang met de anderen voel je je thuis. Dat is de eigen identiteit.
| |
Stap 2
De identiteit geschiedt wel vanuit de enkeling maar nooit zonder anderen. Die anderen hebben ook een eigen identiteit die in de meeste gevallen, misschien wel altijd, afwijkt van de mijne. Wil ik mijn identiteit verwezenlijken, dan is het noodzakelijk dat die anderen mijn identiteit erkennen. Dus is het ook noodzakelijk dat ik de identiteit van de anderen erken. Dus is het noodzakelijk dat de twee identiteiten - ik en de anderen - elkaar erkennen. In de erkenning van de identiteit van de anderen herken en erken je pas goed je eigen identiteit. Dat geschiedt pas echt goed als die andere een duidelijk andere identiteit heeft. Als die andere een beetje is als we zelf zijn, dan is het geen kunst, dan realiseer je je eigen identiteit niet goed, dan blijf je gewoon thuis, dan ga je de deur niet uit. Het realiseren van je eigen identiteit geschiedt pas echt goed met anderen die afwijkend zijn en des te afwijkender, des te moeilijker maar des te spannender en des te effectiever. Dit is een belangrijke idee uit de Westerse filosofie, met name in de beroemde analyses van de heer-knecht-verhouding. Als de heer de slaaf onderdrukt, is het uiteindelijk niet de heer die wint maar altijd de slaaf. De slaaf maakt zich los, realiseert zich zijn onderdrukking en wordt tenslotte zelf heer.
| |
| |
Prof. Damiaan Meuwissen
| |
Stap 3
Het ideaal is nu niet alleen dat die twee afwijkende identiteiten elkaar erkennen maar dat ze een stapje verder zetten en ook als zodanig gaan samenleven: als gelijkwaardige, verschillende identiteiten in de praktische politiek, in het praktische leven van dag in, dag uit. Van een ideaal kun je niet leven. Dat kan pas als het zich daadwerkelijk laat realiseren.
| |
Stap 4
Wanneer de mensen zich als samenleving een bepaalde identiteit toedichten, zich daarvan bewust zijn, daarvoor kiezen en die willen realiseren, dan spreken we van een volk of een natie. We kunnen dan ook spreken van een nationale- of volksidentiteit. Sommigen spreken van nationaal gevoel maar dat lijkt me geen goede term. Gevoel is sowieso een eenzijdige term. Een mens is méér dan gevoel alleen. We hebben verstand, we hebben een lichaam en we hebben gevoelens: het is een drieslag. Alleen het gevoel eruit halen, is eenzijdig en kan tot irrationaliteiten leiden. Ik wil eerder spreken van nationaal besef, of nationale intuïtie, want intuïtie omvat gevoel en verstand en lijf als geheel. Of nationale identiteit. Het kiezen van een bepaalde nationale identiteit met geschiedenis en cultuur en afkomst en taal enzovoort, dat is een politieke act. Dat is een act van vrijheid bij uitstek die door een aantal mensen die samenleven, wordt verricht.
| |
Stap 5
Zoals voor de identiteit van het individu geldt ook voor een nationale identiteit dat ze nooit ze alleen staat. Er zijn op onze globe zeer vele nationale identiteiten. Men wil een nationale identiteit ook verwerkelijken als een culturele nationale identiteit. De nationale identiteit is altijd cultureel gekleurd, want ze heeft altijd een geschiedenis, een politiek systeem, bepaalde gedragspatronen, een bepaalde mentaliteit, een bepaalde taal. Het gaat er nu om dat die verschillende nationaliteiten gaan samenleven. We moeten wel. We willen ook niet anders. Wie wil het tegendeel - de oorlog - eigenlijk nog?
De consequentie is dat ook voor die vele nationale identiteiten het betoog over de erkenning geldt. De ene nationale identiteit moet per se de andere, afwijkende nationale identiteit erkennen en moet ook door die andere worden erkend.
Die wederzijdse erkenning kan twee vormen krijgen. Enerzijds in afzondering. In Nederland hebben wij dat lange tijd verzuiling genoemd. De groep wordt dan op zich geplaatst en van de andere groepen scherp onderscheiden. We hebben dat tot de jaren 70 gehad in de politieke partijen: katholicisme, socialisme, liberalisme enzovoort. Alleen aan de top was er contact met elkaar. De leiders van de groepen konden het wel met elkaar vinden en regelden de zaakjes in achterkamertjes met veel sigaren. Aan de basis was er een scherpe scheiding.
Je gaat dan je eigen identiteit in afzondering beoefenen en vorm geven, en ik denk dat het soms nodig is. In de gevallen waarop ik doelde was het nodig als emancipatieproces. Je kunt je voorstellen dat het soms nodig is om bepaalde identiteiten apart te zetten om ze te laten uitgroeien en ze de kans te geven om later in een tweede fase met de anderen echt samen te leven. Het verschijnsel van aparte katholieke universiteiten, ik noem maar een voorbeeld, hoeft in Nederland niet meer zo nodig. We hebben nu wel een aparte moslimuniversiteit. Er wordt ook wel gezegd: ‘Een katholieke universiteit niet, waarom een aparte moslimuniversiteit wel?’ Precies omdat de moslims, die sterk in aantal toenemen bij ons - wat ik een prachtig verschijnsel vind, daar kunnen we veel van leren, dat zijn nu echt de anderen - zich nog moeten emanciperen. Het ideaal is dus niet de verzuiling, de afzondering - en dat geldt ook voor taalculturen - maar het respectvol samenleven met elkaar
| |
| |
dag in dag uit, mits dat ook concreet mogelijk is, mits men er dus aan toe is.
| |
Stap 6
Ik spits dit betoog nu even toe op de taal. De taal is gans een volk. De taal is gans de mens. Zonder taal zouden we dieren zijn. Ook bij de taal heb je die drieslag weer. We zijn ons bewust van onze Nederlandse taalcultuur, van onze Vlaamse taalcultuur, we willen die en we willen die realiseren. Ook hier krijgen we dezelfde consequentie: je kunt de taalcultuur van de Nederlandstaligen alleen maar realiseren in en door de erkenning van andere taalgebieden, én als die andere taalgebieden ons erkennen. En ook hier kun je dat op twee manieren: in afzondering zoals dat bijvoorbeeld in Zwitserland gebeurt en in België, maar je kunt het ook in samenwerking doen. Ik zou denken dat het afzonderingsmodel een emancipatiemodel is. Men moet de taalverzuiling wel kiezen om op die manier de eigen taalidentiteit een minimale gestalte te geven. Ik denk dat dat de weg is die in Vlaanderen gegaan werd en nog steeds wordt gegaan. Het ideaal zou zijn, ook wat taalidentiteiten betreft: het samenleven dag in dag uit met de twee talen door elkaar. Dan pas realiseer en erken je echt de identiteit van elkaar. Voorbeelden hiervan zijn: Catalonië, Friesland, Limburg. Ik vermoed dat het bevestigen van de eigen taalidentiteit ook in een ideale situatie zou moeten inhouden dat twee taalgebieden door elkaar gaan lopen met de consequentie dat ze beide serieus worden genomen en geen van beide teloorgaan.
| |
Stap 7
De verhouding Nederland-Vlaanderen gezien in een Europees perspectief. Het Nederlands is de belangrijkste taal van de kleinere, en de kleinste van de grotere taalgebieden. 29 miljoen sprekers is niet niks. Maar er zijn natuurlijk taalgebieden die veel groter zijn. We zijn één van de concrete taalgebieden van de Europese Unie. Als wij ons taalgebied binnen die Unie zo belangrijk vinden en willen vechten opdat het Nederlands een officiële taal zou blijven, dan is de consequentie dat je dat ook voor andere taalgebieden accepteert, ook voor de kleinere. Je moet goed gaan zien hoe je dat kunt realiseren om met al die taalgebieden, twintig of meer, samen te leven. Ook hier blijft dat het ideaal. Hoe moet dat? Ideaal is dat iedereen al die talen kent maar dat is absurd.
Ik hou een pleidooi om voor de hele Europese Unie verplichte tweetaligheid in te voeren. Voor Noordwest-Europa is Engels de tweede taal, voor de zuidelijke Europese landen komt Frans als tweede taal erbij, en voor de Midden- en Oost-Europese landen Duits. Het argument is: dat je juist op die manier de eigen lokale taal beschermt. Als je het laat zoals het nu is, sluipt het Engels binnen en krijg je taalverloedering en -vervuiling. De consequentie van mijn stelling is dat er op lange termijn een nieuwe Europese taalcultuur zal ontstaan. Ook als je niets doet, gebeurt dat.
| |
Stap 8
Nederland-Vlaanderen als zodanig. Naar mijn opvatting en ervaring zijn Nederlands en Vlaams twee verschillende talen. Twee varianten op één grondtaal maar toch ook twee verschillende talen. Iedere taal heeft zijn eigen charme maar ook zijn eigen capaciteiten. Bijvoorbeeld, voor de filosofie is de Vlaamse variant van het Nederlands een veel betere taal dan het Nederlands.
Ook voor de Nederlandse en Vlaamse taal geldt dat je op twee manieren aan je eigen taal kunt vasthouden. Je kunt dat in afzondering doen en lekker tegen de ander afgeven. Dat is de emancipatiefase. Daar zijn we overheen. De volwassen fase is dat je dingen samen gaat doen. Daar zijn we al een aantal jaren mee bezig en het feit dat we hier zitten, is daar een koninklijk voorbeeld van. De variaties in taalgebruik die we onderling hebben, erkennen we van elkaar.
Wilfired Vandaele en J. Luppens
| |
| |
De consequentie van ons Nederlands-Vlaamse samenzijn vindt wel binnen de Europese context plaats. We staan niet alleen. België en Nederland zijn de pioniers van de Europese samenwerking. Noblesse oblige. We hebben verantwoordelijkheid voor de Europese context. We mogen ons daar in onze Nederlands-Vlaamse samenleving niet los van maken. Wij zouden ons vanuit onze samenwerking ook eens samen moeten bezig houden met de andere taalculturen. Ik zou een ontmoeting willen voorstellen tussen de Nederlands-Vlaamse taalculturen aan de ene kant en de Engelse taalculturen aan de andere kant, of de Duitse taalculturen en misschien ooit met de Franse taalculturen. Ze zitten allemaal erg dicht tegen ons aan. Juist in het contact met en in het expliciteren van het verschil en niet-verschil met die andere, kun je pas echt je eigen Nederlands-Vlaamse identiteit verwerken, en wel in de opbouw van het Europa waar we allemaal deel van uitmaken.
| |
Verschillende kringen
De toespraak van Vandaele was wat luchtiger van aard. Hij had zijn verhaal opgebouwd rond treffende uitspraken van wat hij ‘geleerde heren’ noemde: Herman Pleij bijvoorbeeld of Ludo Beheydt. Enkele keren attaqueerde hij de opvattingen van zijn collega-spreker prof. Meuwissen. En af en toe kreeg hij de lachers aan zijn kant, zoals toen hij van kroonprins Willem-Alexander zei dat hij op de Olympische Spelen in Sydney rondsprong ‘als een konijn dat op een punaise heeft getrapt’.
‘In ieder geval is eigenheid, culturele identiteit geen kwestie van of-of, maar van en-en,’ zei Vandaele. ‘We leven in verschillende kringen. In elk van die kringen vinden we een vorm van identiteit, van eigenheid terug. Een specifiek taalgebruik (vaktaal, dialect...) en specifieke codes. Verschillende culturen en subculturen. Je bent dus verschillende dingen tegelijk.’
Hij onderscheidde eigenheid op micro-niveau (werkkring, dorp), op meso-niveau (provincie, deelstaat) en op macro-niveau (nationale staat, Europa). Voor hem bestaat er ook een ‘Vlaams-Nederlandse identiteit’, die gebaseerd is op kenmerken van de Vlaamse en de Nederlandse identiteit. ‘Dat we eenzelfde taal hebben, cultureel verwant zijn, tot op zekere hoogte gelijklopende belangen hebben op het breed-culturele terrein, is daarbij een objectief gegeven.’
Vervolgens stond Vandaele stil bij de stereotypen die Vlamingen over Nederlanders, en Nederlanders over Vlamingen laten horen. Het bekende verhaal. Om maar één voorbeeld te geven: Nederlanders worden bij sportevenementen (die ze winnen) overrompeld door een ‘Oranje-gevoel’, Vlamingen zouden minder gauw naar de driekleur grijpen om hun uitbundigheid te tonen, tenzij het om voetbalwedstrijden van België tegen Nederland gaat, of om ‘buitengewoon spannende gebeurtenissen zoals de dood van koning Boudewijn of het huwelijk van Filip en Mathilde’.
In de wat chaotische rij van bij elkaar geharkte citaten viel vooral de - zeer betwistbare - mening van Frans Timmermans, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, op: ‘Vlaanderen speelt geen rol bij onze plaatsbepaling in Europa en we hebben Vlaanderen niet nodig bij de definitie van onze nationale identiteit. (...) Vlamingen hebben Hollanders nodig bij de bepaling van hun positie in Europa en zelfs bij de definitie van hun identiteit.’
| |
Cultuur 2000
‘Wie de eigen identiteit belangrijk vindt, en consequent is, moet ook de identiteit van anderen respecteren. Alle culturen zijn immers per definitie gelijkwaardig. Opkomen voor je identiteit impliceert verdraagzaamheid jegens de identiteit van anderen,’ aldus Vandaele.
De cultuurparagraaf in het Verdrag van Maastricht erkent het belang van de culturele verscheidenheid. Het nieuwe Europese programma ‘Cultuur 2000’ schept ruimte voor projecten die die verscheidenheid stimuleren. Vandaele vond dan ook terecht dat Vlaanderen én Nederland moeten inspelen op dat cultuurprogramma. ‘Laten we het cultiveren van de verschillen voorbehouden voor “binnenlands gebruik” en naar buiten toe de klemtoon leggen op wat ons bindt.’
| |
Reacties
Het concept van veralgemeende tweetaligheid dat prof. Meuwissen naar voor schoof, wees Vandaele van de hand. ‘Dat concept werkt in de praktijk niet,’ beweerde hij. Als je in een samenleving verschillende talen hanteert, komt er onvermijdelijk sociale differentiatie. En voor de individuele spreker geldt dat er ‘maar één taal is waarin je perfect functioneert’.
Ook Meuwissens opvatting dat het Nederlands en het Vlaams twee talen zouden zijn, deed Vandaele als ‘onjuist’ van de hand. Verschillen betekenen niet dat er niet één Nederlandse standaardtaal kan zijn.
En Vandaele eindigde met een voorbeeld van taalverschil: ‘Wie in Nederland in het bos poept, ontplooit een heel andere activiteit dan wie in Vlaanderen in het bos poept.’
Voor verdere uitleg kunt u op het secretariaat van de Commissie Cultureel Verdrag terecht.
|
|