| |
| |
| |
De Vlaamse Golf: een ontwikkeling, waarvan de vruchten nog steeds worden geplukt
• Connie Harkema
De migratie van podiumtalent van zuid naar noord die in de jaren 70 op gang is gekomen, wordt ook wel de ‘Vlaamse Golf’ genoemd. ‘Een verkeerde benaming’, vindt Matti Austen, directeur van Theater ‘De Lieve Vrouw’ in Amersfoort. Zelf vanaf het prille begin betrokken geweest bij deze stroming, zou Austen liever over een ‘ontwikkeling’ spreken. ‘Een golf zie ik als iets dat je niet aan ziet komen, dat je overspoelt en daarna direct is verdwenen. En dat is nu precies het tegenovergestelde van wat deze beweging heeft bewerkstelligd.’
Austen was 21 jaar toen hij intuïtief en ongeschoold in het theaterleven belandde. ‘Mijn broer Steve had eind 60-er jaren het “Shaffytheater” in Amsterdam opgericht. Toen ik nog in Heerlen naar de middelbare school ging, hielp ik hem altijd in de schoolvakanties. Vanaf 1975 kon ik permanent in Amsterdam blijven. Ik had al gauw door dat het “Shaffytheater” iets bijzonders was. Een locatie, waar alles kon en waar van alles gebeurde.
Matti Austen
(foto: Connie Harkema)
Het was de bakermat voor de eerste ontwikkelingen binnen de moderne dans van wat men later onder andere de “Vlaamse Golf” zou noemen. Deze ontwikkelingen concentreerden zich niet alleen op toneel, maar op allerlei podiumkunstvormen in Nederland. Er werden concerten gegeven en alle mogelijke mengvormen van theater vonden er plaats. Later zijn hier gezelschappen uit ontstaan, onder meer “Hauser Orkater” en Toneelgroep “Baal”.’ De omschrijving ‘Vlaamse Golf’ heeft Austen nooit zo geed begrepen, omdat deze stroming volgens hem te maken had met initiatieven in heel Europa. ‘De “Vlaamse Golf” is niets anders geweest dan een vernieuwing binnen de podiumkunsten. Het betrof theater maken in de meest brede zin van het woord, waaronder samenwerkingsvormen met teksttheater, performances, dans, film, muziek, kledingontwerp en beeldende kunst. Creatieve mensen waren op zoek naar een veilige haven waar ze rustig konden werken buiten de gevestigde orde om. Van daaruit kon worden gezocht naar presentatieruimtes, publiek en geld. Het was een periode waarin een andere manier van presenteren en theatermaken ontstond. Men wilde weg van het podium. In plaats daarvan zocht men naar gekke ruimtes die eigenlijk helemaal niet geschikt waren voor theater, zoals bijvoorbeeld scholen en fabrieken. Het “Shaffytheater” werkte
| |
| |
als een magneet. Er was eindelijk een kans iets te doen dat ook mocht mislukken.’
| |
Driehoek
Een soortgelijk onderkomen verschaften de ‘Toneelschuur’ in Haarlem en later Theater ‘De Lantaren’ in Rotterdam. Samen met het ‘Shaffytheater’ waren zij de eerste theaters die werkten zonder bühne. Later zou dit fenomeen zich als een inktvlek over heel Nederland uitbreiden, maar eer het zover was, waren er nog veel hindernissen te nemen. Austen vertelt: ‘De drie theaters hebben goed samengewerkt. De overheid waardeerde deze samenwerking in de vorm van erkenning. Uit deze driehoeksamenwerking is het “Shaffy-Toneelschuur-circuit” ontstaan, tegenwoordig “Muziek- en Theaternetwerk Nederland” genoemd. In het “Shaffytheater” speelden ook Engelsen, Amerikanen en Belgen. In die landen was hetzelfde aan de hand als in Nederland: er waren geen voorzieningen. De kunstenaars hadden vaak geen voltooide kunstvakopleiding en konden nergens op hun gemak experimenteren.’ Eén van de mensen die in België het voortouw nam was Hugo de Greef. Hij ging met zijn kunstenaars naar diverse locaties om hen op die manier zoveel mogelijk speelkansen te geven en te stimuleren. Anne-Theresa de Keersmaeker was één van die kunstenaars. In Brussel werd het ‘Kaaitheaterfestival’ georganiseerd, waardoor een platform ontstond. Uit Gent waren het Josse de Pauw en Dirk Pauwels met hun gezelschap ‘Radeis’ die aan de vernieuwing deelnamen. Ook zij werden gestimuleerd door De Greef. Buitenlandse kunstenaars werden eveneens door De Greef uitgenodigd. Zij speelden ondermeer in de ‘Beursschouwburg’, gek genoeg op een podium met een traditionele bühne.
Austen heeft die ontwikkelingen van heel nabij meegemaakt. ‘De Keersmaeker, “Radeis” en ook Jan Decorte waren de peetvaders voor allerlei kunstvormen. Zij hebben ervoor gezorgd dat nieuwe gezelschappen en namen hieruit zijn voortgekomen. Zij zijn samenwerkingsverbanden aangegaan met vormgevers, filmmakers en schrijvers.’ In Brussel lag de basis, maar ook in Waregem kwamen de pioniers samen. Dat was in een verbouwde schuur van Jan de Kock en zijn vrouw, waar veel wereldsterren van nu ooit zijn begonnen. Andere plaatsen waar het gebeurde waren ‘Limelight’, een villa in Kortrijk, en een aula van de universiteit - het ‘Stuc’ - in Leuven. Uit het ‘Stuc’ is het ‘Klapstukfestival’ voortgevloeid, wat enorm belangrijk was voor de ontwikkeling van de dans in België en Europa. Ook De Keersmaeker nam hieraan vaak deel. Er kwamen veel dansers uit het buitenland, die zich samen met de dansers uit België presenteerden.
| |
Gent
‘De voedingsbodem voor theater in Gent is werkelijk uniek. Kwam het in Brussel vanuit één theater en één persoon, in Gent waren heel veel creatieve geesten. De stad heeft de ideale infrastructuur. Er zijn veel pleinen, kroegen en studenten. Door dit alles ontstonden de “Gentse Feesten”. Er werd een link gelegd tussen eten en performances. Restaurants werden verbouwd, kaarten aangepast, terwijl de kunstenaars de vrije hand kregen. Het publiek wilde verrast worden. Dat was het uitgangspunt en dat werd consequent doorgevoerd. De dichter Guido Lauwart bijvoorbeeld, huurde met dit doel een oud klooster dat hij ombouwde tot restaurant en theater. Ook stelde hij kamers ter beschikking aan de kunstenaars en ruimtes om te repeteren. Het was er altijd een gezellige boel: alles mocht en alles kon. Het kon niet uitblijven dat de boel failliet ging. Er was gewoon onvoldoende geld beschikbaar.’
Een andere belangrijke plaats in Gent was café ‘De Kikker’, waar kroegbaas Stef een meer themagerichte aanpak had in de sfeer van poëzie. Ook daar ondervond Austen een enorme gastvrijheid. ‘Ik ben overal geweest, omdat ik graag in enorm gekke omgevingen verkeer. Overal waar ik kwam, werd ik met open armen ontvangen. Ik vond het jammer dat we die open geest, die daar heerste, niet in Amsterdam hadden. We hebben het wel geprobeerd en de Belgen naar het “Shaffytheater” gehaald. We presenteerden er de zogeheten “Belgische Weekenden”. Het gevolg waren extreme situaties, waarbij het soms fout ging. Dan ging het publiek met de kunstenaars op de vuist.’ Verder waren er het ‘Nieuwpoort Theater’ (een oude drankopslagplaats), van waaruit de ‘Gentse Feesten’ werden georganiseerd en de ‘Vooruit’, een prachtig gebouw bedoeld voor culturele activiteiten. Toentertijd had het alleen een café-functie, waar veel werd gedanst. Nu is het één van de grootste alternatieve theaters in België.
| |
Belgische flair
Hoe leuk Austen de nieuwe stroming ook vond, hij heeft nooit de pretentie gehad dit vermaak te kunnen evenaren. ‘Ik hen en blijf een Nederlander. Nederlanders hebben nu eenmaal niet de flair die Belgen bezitten. Ze kunnen het eenvoudig niet. In Nederland zal je dan ook nooit zien dat er in een café wordt gedanst. Daarom ben ik altijd in Nederland bezig gebleven. Eerst met de inhoudelijke programmering van het “Shaffytheater”. Later werd ik daarbij geassisteerd door Linda Snoep. Zij heeft theaterwetenschappen gestudeerd. We zijn veel met elkaar opgetrokken, hebben veel gereisd en bij heel veel kunstenaars gelogeerd. Omgekeerd ontvingen wij de kunstenaars in het “Shaffytheater”. Linda en ik hebben ons al die tijd sterk gemaakt om in de rest van Nederland de aandacht te vestigen op alternatieve gezelschappen, waaron- | |
| |
der die uit België. In de eerste plaats waren de kleine podia daar blij mee, maar ook de Belgen die buiten de genoemde plaatsen verder nergens terecht konden. Dat gold ook voor het jeugdtheater. Een naam die ik in dit verband zeker wil noemen, is “Stekelbees”. Op den duur waren de kleine theaters en een aantal schouwburgen bereid de kunstenaars in hun programma op te nemen. Sommigen daarvan zijn uiteindelijk doorgedrongen in het establishment, waaronder De Keersmaeker. Voor de goede orde: wij houden ons in dit verband niet bezig met toneel, maar hebben ons puur tot de vrije categorieën beperkt, waaronder dans. Naast de genoemde personen zijn er ook nog anderen, die bepalend zijn geweest voor deze periode. Enkele belangrijke namen in dit verband zijn Eric de Volder, Johan de Hollander, de groepen “Parisiana” en de “Bokworkshop”, William Phlips, Arne Sierens, Kamargurka, Michelle-Anne en Thierry de Mey en Guy Cassiers.’
| |
Eenrichtingsverkeer
Na acht jaar ‘Shaffytheater’ dachten Austen en Snoep een heel eind in de richting te zijn gekomen met hun doelstelling en begonnen een eigen winkel, ‘Vice Versa’ genoemd. Door de warme contacten die ze met de kunstenaars hadden opgebouwd, geloofden ze oprecht in hen. Ze zijn ze gaan steunen en verkopen, waardoor de kunstenaars zich ook vaker in de schouwburg konden presenteren. Een goed voorbeeld hiervan is beeldend kunstenaar Jan Fabre, die met zijn gezelschap dans en theater combineerde met beeldende kunst. Ook hij is dankzij de ‘Belgische Weekenden’ met zijn eerste productie - ‘Theater met een K in een Kater’ - naar Amsterdam gekomen en is daarna opgepikt door het ‘Mickerytheater’. Dit theater is nog meer dan het ‘Shaffytheater’ destijds gericht op de internationale ontwikkelingen. Wat dat betreft is de ‘Vlaamse Golf’ dus een groot succes geweest voor de Belgen. De vruchten worden nog steeds geplukt. Voor wat de Nederlanders betreft heeft het theater nooit dezelfde beweging richting België teweeg kunnen brengen. Zo zijn kunstenaars als Truus Bronkhorst en Harry de Wit niet opgepikt, evenals vele jonge dansinitiatieven. Het aantal groepen dat in België wel succesvol werd is op een hand te tellen, te weten het ‘Onafhankelijk Toneel’, ‘Discordia’ en ‘Hollandia’. Belgen staan eenvoudigweg niet voor het esthetische Nederland open, terwijl Nederland wel ontvankelijk is voor de gekte van de Belgen. In wezen is de Golfbeweging altijd een eenrichtingsverkeer gebleven.’
| |
Open deur
‘Vice Versa’ was voor Nederland hetzelfde als het ‘Kaaitheater’ voor België. Beide hadden ongesubsideerde gezelschappen die ‘onverkoopbaar theater’ speelden. Buitenlanders, waaronder Canadezen, Amerikanen en Belgen werden in ‘Vice Versa’ geïmporteerd en andersom werden Nederlanders geëxporteerd. Daarnaast werd er eigen theater geproduceerd. ‘We hebben op commerciële basis gedraaid vanuit een bevlogenheid die verder ging dan een baan van “negen tot zes”. In 1991 hebben we “Vice Versa” opgeheven. Ik ben me toen gaan bezighouden met “Springdance”, het oudste festival moderne dans in Europa. Daarvoor heb ik een jaar de theatergroep “Carrousel” in Amsterdam gereorganiseerd. Twee jaar geleden ben ik directeur van theater “De Lieve Vrouw” geworden, dat tien jaar geleden nog “De Witte Zaal” heette en destijds was gevestigd in een meubelhal. “De Lieve Vrouw” is één van die plaatsen die zijn ontstaan uit het “Shaffy-Toneelschuur-circuit”. Het is een combinatie van café, film en theater en trekt dertigduizend bezoekers per jaar. Net als vroeger in het “Shaffytheater” hebben we de deur wijd opengezet, zodat we iedereen kunnen ontvangen. Natuurlijk is de tijd inmiddels wel veranderd. Er is nu bijvoorbeeld geld beschikbaar, hetgeen soms een belemmerende factor kan zijn. Er kan en mag nu immers niets meer mislukken. Ik bedoel: de laboratoriumfase van destijds is voorbij. Het publiek van heden staat minder open voor risico en experiment. Daarom neemt het cabaret nu ook zo'n grote vlucht. Het theater van nu is een volksvermaak geworden met te weinig artistieke uitgangspunten. Er is geen drijfveer meer voor kunstenaars. Alles is platter geworden, net als in de economie. Het gaat steeds meer om de wet der getallen, dus ook om de aantallen
bezoekers. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat ik als een verbitterd man op de jaren van voorheen terugkijk. Ook toen verliep niet alles zo rooskleurig.’
Sinds Austen directeur is van ‘De Lieve Vrouw’ heeft hij zich doelbewust uit de programmering teruggetrokken. ‘Ik hen nu 47 jaar en te oud - vind ik - om een frisse wind over het podium te laten waaien. Het is een leeftijd waarbij je moet oppassen voor verstikking en vergrijzing. Ik voel me dan ook verplicht de nieuwe generatie een kans te geven. In mijn theater heb ik die gevonden in de persoon van Ingrid Melman. Uiteraard blijven er voor mij nog tal van andere leuke werkzaamheden over, zoals coördineren, coachen, creëren van randvoorwaarden en het inhoudelijk bepalen van beleid.’
|
|