De Nieuwe Hollandse Waterlinie
Voortbordurend op het succes van de eerdere linie, ontwierp men de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Deze is aangelegd in de periode 1815-1885 en zou met de nodige moderniseringen tot 1940 in gebruik blijven. Gelegen tussen de Zuiderzee in het noorden en de grote rivieren in het zuiden, beschermde de linie het westelijke gedeelte van het land. Hier liggen de grote steden, de industrieën en de havens. Met de aanleg van deze nieuwe linie werd de meer westelijk gelegen Oude Hollandse Waterlinie grotendeels opgeheven.
Zoals in de naam besloten ligt, steunde de NHW op - in oorlogstijd - te stellen inundaties als hindernis. Geheel ‘waterdicht’ was de NHW echter niet. Rivieren en kanalen, dijken en wegen, later ook spoorlijnen doorsneden de inundaties en vormden potentiële toegangswegen voor de vijand. Op deze toegangen, aangeduid met de militaire term ‘accessen’, werden verdedigingswerken aangelegd, die de doorgang blokkeerden. Dankzij hun vuuroverwicht vanaf de forten konden de verdedigers een numeriek sterkere aanvaller op de smalle accessen tegenhouden. Bij de voltooiing in 1885 telde de NHW 68 grote en kleine verdedigingswerken. Behalve nieuw aangelegde forten en batterijen, maakten ook gemoderniseerde vestingen als Naarden en Woudrichem - daterend uit de tijd van de Oude Hollandse Waterlinie - deel uit van de nieuwe linie.
De ligging, vorm en omvang van deze verdedigingswerken waren aangepast aan de terreinomstandigheden bij het af te sluiten acces. Als gevolg van de wapenwedloop tussen artillerietechniek en vestingbouw, zijn enkele bouwfasen te onderscheiden, waarin nieuwe verdedigingswerken werden aangelegd en bestaande een modernisering ondergingen.