| |
| |
| |
Agenda
Brussel, kruispunt van culturen
Tweehonderd jaar Belgische cultuurgeschiedenis geconcentreerd op Brussel
• Marianne van Scherpenzeel
In het kader van Brussel, Europese cultuurstad van het jaar 2000, organiseert Europalia in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel de groots opgezette tentoonstelling, ‘Brussel, kruispunt van Culturen’. De bezoeker krijgt er een overzicht voorgeschoteld van 200 jaar Belgische cultuurgeschiedenis, met alle aandacht voor het bruisende Brussel, en ontdekt dat in de 19e en 20e eeuw de internationale uitwisselingen in Brussel zo intens zijn geweest dat de stad er een eigen karakter door heeft gekregen en één van de culturele kruispunten van Europa is geworden.
De tentoonstelling overloopt een periode van tweehonderd jaar en behandelt sleutelmomenten waarin de interculturele dimensie voelbaar is. Ook het hedendaagse Brussel komt aan bod, met het verander(en)de stadsbeeld door de aanwezigheid van de Europese instellingen. De tentoonstelling toont belangrijke werken van buitenlandse kunstenaars die in Brussel gecreëerd of tentoongesteld hebben en die er het culturele leven en de artistieke stromingen beïnvloed hebben. In een tweede, parallelle omloop worden documenten, foto's, portretten, teksten enzovoort getoond die de historische en maatschappelijke context situeren. Die documenten hebben betrekking op de geschiedenis, de literatuur, de architectuur en de muziek. Uit Europese en Amerikaanse musea en collecties zijn er zo'n 300 kunstwerken voor deze tentoonstelling in leen.
| |
Brussel: doorgangsstad of toevluchtsoord
Zoals andere grote steden ligt Brussel op de kruising van vele wegen. Al eeuwenlang is Brussel doorgangsstad of stad waar men enige tijd verblijft. In de 19e eeuw werd Brussel een kruispunt omdat vele buitenlanders zich er vestigden en omdat de Belgen op hun beurt gemakkelijk over de grenzen heen keken: Brussel heeft zich steeds opengesteld voor andere invloeden. Voor vele Europeanen - ondernemers, handelaren, kunstenaars en denkers - was de stad dichtbij en toch ver genoeg in den vreemde om een toevluchtsoord te kunnen zijn. Zo hebben Fransen, Engelsen, Oostenrijkers en Nederlanders en anderen hun stempel kunnen drukken op, diverse artistieke stromingen. Vandaag is Brussel een ontmoetingsplaats waar verschillende culturen naast elkaar leven.
Gedurende de hele 19e eeuw is België gastland voor ballingen. Die aantrekkingskracht neemt sterk toe vanaf de onafhankelijkheid van België (1830). De liberale grondwet van het nieuwe koninkrijk maakt Brussel nog meer tot de stad waar intellectuelen, kunstenaars en schrijvers die elders een strikt regime ontvluchtten, hun nieuwe thuis vonden. Het gaat in die tijd vooral om Franse ballingen (bijvoorbeeld na de staatsgreep van Louis Napoléon Bonaparte; na de Commune) - niet verwonderlijk als men de geografische ligging en de taalverwantschap in ogenschouw neemt. Vanaf 1850 namen opvallend veel Franse kunstenaars deel aan de jaarlijkse schilderssalons in Brus-
Gustave Courbet, Pierre-Joseph Proudhon en zijn kinderen in 1853 (1865) Photothèques des Musées de la Ville de Paris, Petit Palais - Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris.
| |
| |
sel. Het is dan ook door hun invloed dat de landschapschilderkunst ook in België tot bloei kwam: de school van Barbizon inspireerde tot de oprichting van de school van Tervuren.
Behalve de Fransen nam ook een Nederlandse kunstenaarskolonie deel aan het Brusselse culturele leven van de tweede helft van de 19e eeuw. Willem Roelofs, Laurens Alma Tadema, Jozef Israëls, Anton Mauve en Jan Toorop verbleven in Brussel of hadden er contacten.
De Engelse invloed in Brussel deed zich, behalve op het gebied van de schilderskunst, ook voelen op het gebied van de binnenhuisinrichting. Engelse theorieën speelden rond het einde van de 19e eeuw - via William Morris en de Guilds of Handicrafts - ook een rol in de herwaardering van het object: men wilde een totaalkunst creëren. Die ideeën leidden mede tot een versnelde ontluiking van de art nouveau in Brussel, dat één van de eerste hoofdsteden van die stijl werd en op zijn beurt weer andere Europese landen inspireerde.
Aan het begin van de 20e eeuw trad Wenen invloedrijk op, doordat het de gebogen, asymmetrische lijnen van de Belgische art nouveau aanpakte: de Weense architecten vervingen die door de rechte lijn en de symmetrie.
| |
Basisindeling
De tentoonstelling Brussel, kruispunt van culturen neemt als basisindeling niet de aparte kunsten of de buitenlandse invloeden per land, maar - wat voor de hand ligt bij een overzicht van tweehonderd jaar - verschillende tijdsperiodes. Op die manier ontstaat een goed tijdsbeeld. Het gaat om de volgende vier belangrijke periodes: de 19e eeuw (1800-1880), het fin de siècle (1880-1914), de 20e eeuw (1918-1980) en de hedendaagse periode (1980-2000).
| |
De 19e eeuw (1800-1880)
Centrale figuur in de eerste periode is de Franse kunstenaar Jacques-Louis David. Hij verbleef van 1816 tot aan zijn dood als balling in Brussel en had veel invloed op de plastische kunst. Rond de figuur van David wordt het Brussel onder Frans en Nederlands bewind geschetst: met aandacht voor architectuur (bijvoorbeeld de Munt), de aanwezigheid van ballingen, en de ontwikkeling van het neoclassicisme.
Onder de titel ‘Pauvre Belgique’ schreef Charles Baudelaire, die van 1864 tot 1866 in Brussel verbleef, een polemisch portret van de hoofdstad: een scherp, maar eenzijdig beeld van zeden en cultuur in Brussel en België. Hij geeft uiting aan de wrok die hij tegen zijn gastland koestert. Overigens deed die tekst absoluut niets af aan de populariteit van Baudelaire bij de Belgische kunstenaars op het einde van de 19e eeuw! Baudelaire is uitgangspunt voor de rijke periode van de jaren 1840-1860, een tijd waarin Brussel een Europese dimensie begint te krijgen. Behalve
Alfred Stevens, De Japanse Parisienne (La robe japonaise), ca. 1872 Liège, MAMAC
Baudelaire komen ook andere ‘immigranten’ aan bod: Victor Hugo, Théophile Gautier, Pierre-Joseph Proudhon, Multatuli, de zusjes Brontë en Karl Marx.
Verder wordt de Brusselse uitgeverswereld belicht en wordt aangetoond hoe Brussel een belangrijk centrum in de kunsthandel werd. Belangrijke kunstenaars stelden in Brussel hun werk tentoon en bouwden er een cliëntèle op, onder anderen Courbet, Boudin, Roelofsen, Mesdag, Stevens en Alma Tadema.
Ook wordt in detail ingegaan op de specifieke relatie tussen Felicien Rops en Charles Baudelaire, en op de satire en het burleske, belangrijke componenten van de Belgische kunst. In die sectie zijn kunstenaars als Charles De Coster, Antoine Wiertz, Felix Nadar, Honoré Daumier, James Ensor en Henry de Groux te vinden.
| |
Het fin de siècle (1880-1914)
De aanwezigheid van Rodin, die in België werkte vanaf 1870, is het uitgangspunt voor een schets van Brussel in volle urbanistische omwenteling: Brussel in het fin de siècle, onder het koningschap van Leopold II. In de salons zijn internationale stromingen te bespeuren, onder andere het Franse impressionisme.
| |
| |
De internationale contacten tussen Brussel en Europa kregen bijvoorbeeld concreet vorm in de kunstkring ‘Les XX’ (1883-1893). We krijgen toonaangevende ontmoetingen bij ‘Les XX’ in beeld: Franse en Belgische impressionisten, het symbolisme bij Ensor, Khnopff, Toorop, Whistler, en het pointillisme onder invloed van Seurat.
Het is niet overdreven Brussel in die periode van het fin de siècle één van de belangrijkste centra van het Europese symbolisme te noemen. Vooral de relatie tussen Belgische en Franse dichters wordt belicht, maar eveneens de relatie tussen dichters en schrijvers aan de ene kant en plastische kunstenaars aan de andere kant. Het symbolisme brengt een zeer internationaal gezelschap bij elkaar: Fernand Khnopff, Jean Delville, George Minne, Paul Gauguin, Edward Burne-Jones, Dante Gabriel Rossetti, Aubrey Beardsley en Gustav Klimt.
Bij ‘La Libre Esthétique’ (1893-1913), de opvolger van ‘Les XX’, werd het internationale contact voortgezet; bovendien werd er voor het eerst naar integratie van plastische kunst en toegepaste kunst gezocht. Hier worden Engelse, Duitse, Oostenrijkse, Franse en Belgische art nouveau, postimpressionisme en fauvisme behandeld. We zien Brussel als centrum van de art nouveau aan de hand van maquettes van art nouveau-gebouwen (Palais Stoclet) en een gedeeltelijke reconstructie van de atelierswoning van Fernand Khnopff.
| |
De 20e eeuw (1918-1980)
Brussel had deel aan de ontwikkeling van de Europese moderne kunst via galerieën, zoals de Galerie Georges Giroux, die de avant-garde toonden: fauvisten, Italiaanse futuristen, Duitse expressionisten. Door de eerste wereldoorlog werd dat modernisme onderbroken, maar daarna kijken de Brusselse galerieën weer over de grenzen. Het Vlaamse expressionisme ontstaat in de context van een sterk internationaal gericht kunstleven, getuige een reconstructie van een toenmalige privé-collectie, waarin Belgische kunst geheel geïntegreerd was in het internationale modernisme. In de architectuur en de eerste abstracte kunst is er een opflakkering van nieuwe artistieke en sociale ideeën.
Het surrealisme slaat aan bij vele Belgische kunstenaars en al gauw is Brussel één van de hoofdsteden van die internationale stroming en aldus een ontmoetingsplaats voor kunstenaars als René Margritte, Max Ernst, Paul Eluard, Jean Arp, Joan Miro. Brussel is in de tijd van het surrealisme, zoals in de tijd van het symbolisme en de art nouveau meer dan kruispunt: het is een inspirerend centrum met een sterke invloed op het buitenland, maar de tweede wereldoorlog breekt dat elan.
Belangrijke factoren na 1945 zijn het hedendaagse kunstleven, geconcentreerd rond het Paleis voor Schone Kunsten, de Cobra-beweging in de schilder- en beeldhouwkunst, Expo 1958 en de moderne architectuur, en de ontwikkeling van Brussel tot Europees beslissingscentrum. De fundamentele veranderingen zijn te bespeuren in het werk van Belgische en internationale hedendaagse kunstenaars die in Brussel werken.
| |
De hedendaagse periode (1980-2000)
Vanaf 1980 werd het kunstklimaat in Brussel vooral beïnvloed door buitenlandse kunstenaars, tentoonstellingmakers en critici. Voor deze periode laat de tentoonstelling een selectie van vier kunstenaars zien die een stempel drukten op het ‘mini-internationalisme’ van het Brusselse kunstklimaat. Marin Kasimir, Angel Vergara, Everlyn Nicodemus en Johan Grimonprez creëerden een werk voor deze tentoonstelling. Een niet eerder geziene installatie van wijlen James Lee Byars uit 1994 fungeert als koppeling met de jaren zeventig en via een video vernemen we van een aantal tentoonstellingmakers waarom zij Brussel belangrijk vinden voor de culturele uitwisseling. Verder wordt het mulitculturele karakter van Brussel nog getoond door een film, foto's en documenten met beelden uit de typische migrantenwijken én met beelden van de bijeenkomsten van de Europese Unie en de NAVO. Tot slot tonen documenten de baanbrekende rol van de Munt (eerst onder Gerard Mortier, later onder Bernard Foccroulle) en de intensiteit van de muzikale creatie.
| |
Veelzijdig
Brussel, kruispunt van culturen is een thema dat op alle aspecten van de cultuur betrekking heeft, maar toch is de tentoonstelling in de eerste plaats een kunsttentoonstelling, waarin de verschillende disciplines aan bod komen. Liefhebbers van plastische kunst, architectuur en stedenbouw, literatuur, melomanen en geschiedkundigen komen ongetwijfeld aan hun trekken. De onderlinge vergelijking van die disciplines levert een sterk tijdsbeeld op dat ook educatief mogelijkheden biedt. Op grond daarvan ‘een must voor scholen, maar daarnaast een tentoonstelling voor een breed publiek: jong en oud, specialist en liefhebber’, zoals de persattaché van Europalia mij verzekerde.
Brussel, kruispunt van culturen
Paleis voor Schone Kunsten
Ravensteinstraat 23
1000 Brussel
8 september-5 november 2000, dagelijks ook op maandag) van 10-18 uur, woensdag tot 21 uur
|
|