Neerlandia. Jaargang 104
(2000)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdHet belang van de regionale pers
| |
[pagina D13]
| |
wonderen als men hem in Den Bosch of Groningen beter verstaat dan in Gent. Niettemin staat hij voor heel Nederland. Een misverstand. En dan is er het verhaal van het ondertitelen van Nederlandse feuilletons voor Belgische zenders. Eind april jongstleden began de VRT met de uitzending van het detectiveserie ‘Baantjer’. Tot ieders verbazing was het verhaal ondertiteld. Dat was zo ongewoon dat het in de hele Vlaamse pers commentaren heeft uitgelokt. Het ‘vertaalwerk’ stond op naam van Anne Verstraeten (vertaalster Engels-Duits) uit Mechelen en Carla Jonkergouw (vertalend uit het Engels en het Duits) uit Helmond. En waar draaide het eigenlijk om? Om tien Amsterdamse scheldwoorden, onder meer het woord gepekop. Een geep is kennelijk een vis met een lelijke kop. Ik ben zeker dat niet alle Nederlanders dit als een courant scheldwoord beschouwen. Op die manier kan Nederland zelf ook ‘Baantjer’ gaan ondertitelen. Vele jaren lang, voor dat we commerciële televisie kenden, hebben miljoenen mensen in Vlaanderen naar ‘Zeg es Aaa’ gekeken, naar de ziekenhuisfeuilletons ‘Medisch Centrum West’, naar ‘Paul de Leeuw’, toch ook niet zo makkelijk te volgen. En dat zonder verpinken. Ook het hele ondertitelen steunt volgens mij op een misverstand. | |
GrensbewonerAls typische grensbewoner treft me dat toch. Ik woon 20 km van Maastricht, 20 km van Luik en 50 km van Aken en ik werk voor de enige twee regionale kranten die Vlaanderen nog telt, namelijk Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen. Vlaanderen heeft een krant als De Standaard die de toenadering tussen Noord en Zuid ernstig neemt en daar veel aandacht aan besteedt. Ze hebben een journalist vast in dienst die helemaal is vrijgesteld voor deze materie. Maar voornoemde regionale kranten
Marcel Grauls, hoofdredacteur Het Belang van Limburg. (foto: Guido Logie)
zijn de enige in Vlaanderen die deel uitmaken van de GPD, de Geassocieerde Persdiensten, een samenwerkingsverband van in oorsprong vijftien Nederlandse regionale dagbladen. Die hebben onder meer twintig buitenlandse correspondenten in de hele wereld, zodat een stuk van ons buitenlandse nieuws door Nederlanders in den vreemde wordt geschreven. Om zo maar iets te noemen. Het betekent hoe dan ook dat we goed op de hoogte zijn van wat in Nederland reilt en zeilt. Maarten 't Hart heeft een column bij de GPD. En dus verschijnt die column wekelijks in Gazet van Antwerpen. Alle landelijke Nederlandse dagbladen liggen op de redactie van Het Belang van Limburg op de leestafel, dat spreekt vanzelf, maar vooral ook de kranten van ‘onze grens’: het Eindhovens Dagblad (voor het Noorden), Het Limburgs Dagblad en Dagblad | |
[pagina D14]
| |
de Limburger. Omgekeerd is dat ook zo. De wederzijdse, natuurlijke, organische invloed is er gewoon. In die context is het, als we beide Limburgen even apart nemen, een beetje dwaas om te spreken van een scheiding van tafel en bed. We werken met de Nederlands-Limburgse kranten uiteraard samen voor het harde nieuws in de grensstreek. Boeven storen zich niet aan grenzen. Druggebruikers al evenmin. Elke dag steekt één van onze verslaggevers de grens over. Daags na het overlijden van Toon Hermans hebben we een plattegrond van Sittard gepubliceerd met daarop alle plaatsen die aan Toon Hermans herinneren. Dat wil zeggen dat we ons als regionale krant precies met die grensoverschrijdende interesse tegenover de landelijke bladen in België kunnen profileren. Want die kunnen zich berichtgeving over Sittard of Heerlen niet veroorloven. Een plattegrond van Sittard zou in een Belgische nationale krant wel heel vreemd staan. Voor de Nederlands-Limburgse dagbladen geldt hetzelfde. Er is natuurlijk het feit dat in de Belgisch-Limburgse grensstreek veel Nederlanders wonen. In Voeren zullen de Nederlanders bij de komende gemeenteraadsverkiezingen dit najaar zelfs van beslissende stem hebben. Maar in het universitair ziekenhuis van Maastricht werken 400 Belgen. Aan de universiteit is dat niet minder. Tussen de twee Limburgse universiteiten ontstaan almaar meer samenwerkingsverbanden. Vroeg of laat zal dit één universiteit worden. Maastricht telt elk jaar 15 miljoen toeristen. Maaseik en Hasselt zien tijdens het weekeinde zwart van de Nederlanders. De Belgische journalist Benny Opdenacker werkt al zijn hele leven voor de Omroep Limburg in Maastricht. Hij heeft daar in de loop der jaren altijd programma's gehad met vaste Belgisch-Limburgse aanwezigheid. Een live-programma op zondagochtend met vaste Belgische gasten, bijvoorbeeld. Tegelijkertijd maakt hij voor Het Belang van Limburg (Belgisch) interviews met Nederlands-Limburgse prominenten, met gouverneur van Voorst tot Voorst of bisschop Wiertz, of met schrijvers en dichters. Er gebeurt zoveel grensoverschrijdends, te veel om op te noemen. In Maasmechelen is een reclamebureau gevestigd dat advertenties werft in beide richtingen, noem maar op. Zelf zien we dat nauwelijks nog. | |
ZelfvertrouwenVanwaar komt dan die bitsige commentaar uit mijn inleiding, zult u zeggen. Dat moet toch ergens vandaan komen. Kennelijk is dit de reactie op een oud minderwaardigheidscomplex. Of, met andere woorden, een gevolg van een toenemend zelfvertrouwen van de Vlamingen. En dat komt dan weer voort uit de politieke situatie binnen België. De economische, politieke en culturele groei van de Vlamingen binnen België heeft in de voorbije twintig jaar een hoge vlucht genomen. Een premier kan alleen door de Vlamingen worden geleverd. Een Franstalige minister die geen Nederlands spreekt wordt niet serieus genomen. Zozeer dat Vlaanderen in de Franstalige pers ononderbroken van arrogantie wordt beschuldigd. En dus moeten ook de Nederlanders, ‘die arrogante Hollanders’ ons niet langer de les lezen. Ze moeten ons niet langer komen vertellen wat algemeen-Nederlands is, welke woorden we wel en niet mogen gebruiken. Of hoe we ze achter elkaar moeten zetten. Natuurlijk hebben we ook binnen Vlaanderen een algemeen-Nederlands nodig om elkaar te verstaan. Zonder algemeen Nederlands kunnen de inwoners van West en Oost, van Oostende en Maaseik elkaar onmogelijk begrijpen. Als het Nederlands binnen de Euregio wil overleven, zijn Vlaanderen en Nederland toch wel erg op elkaar aangewezen. Dat we binnen de standaardtaal een zekere eigenheid kennen, is evident. Ik moest onlangs uit een Oostenrijks kookboek het recept voor Sachertorte vertalen. En daar kwamen minsten vijf woorden in voor die in mijn woordenboek als ‘Österreichisch’ bestempeld werden. Een Oostenrijker heeft een eigen woord voor ‘Schlagsahne’ (‘Schlagober’) en een eigen woord voor abrikoos (‘Marille’), om zo maar iets te noemen. Niemand tilt daar zwaar aan. Wie weet hoeveel woorden er zo zijn? Natuurlijk is taalgebruik veel gecompliceerder dan het gebruik van bepaalde woorden. Niettemin ervaar ik het nieuwe zelfvertrouwen van de Vlamingen als een goede zaak. Het moet misschien alleen nog zijn evenwicht vinden. Voor een duurzame relatie hebben beide partners een stevige dosis zelfvertrouwen nodig. Scheiding van tafel en bed? Onzin. Eindelijk zijn we zover, dat de relatie tussen Noord en Zuid tot enig wasdom kan komen. De regionale pers moet daarbij niet eens kunstmatig missionerend te werk gaan, zoals dit in taalrelaties zo vaak gebeurt. Ze moet alleen de realiteit registreren en becommentariëren, gewoon haar werk doen. Alleen al uit commercieel oogmerk is het verstandig uit die registratie een stuk eigenheid en profiel te putten. Wat kan voor een uitgever in een omgeving van harde concurrentie overtuigender zijn? Op de grens gebeurt het. Marcel Grauls was ten tijde van de conferentie in Den Bosch hoofdredacteur van Het Belang van Limburg. Sinds kort is hij projectmanager voor Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen. |