Dietse Coeck
- ‘In een bespreking van uw boek “Holland nog nooit zo gezien” (Leuven, Davidsfonds, 1996) schreef journalist Jef Coeck, naast veel lovends, ook dit: “Hij kan zijn Dietsche sympathieën niet helemaal verbergen, after all blijft hij een notoir lid van het ANC. Dat moet hij zelf maar weten, zolang hij er de lezer niet al te lastig mee valt.” Wat zegt u daarop?’
Middelhoff: ‘Heeft Coeck dat boek besproken? Hé, dat heb ik nooit gezien. Leuk. Ik ontken geen seconde dat het gegeven Dietsland en de Dietse beweging - in de niet ontspoorde zin van het woord -mij heeft geïntrigeerd en nog intrigeert. Ik koppel dat niet aan fascistische ideeën maar in bepaalde linkse kringen in Nederland is het de gewoonte dat te doen. Ook folklore wordt op de een of andere manier altijd geassocieerd met fascisme, met Sibbe, enzovoort. Dat zijn termen uit '40-'45. Het kan ook objectief gewoon interessant zijn als iemand zijn stamboom uitvoert om zijn voorouders te kennen.
Het houdt me bezig waarom landen die hun folklore sterk cultiveren, door Nederland worden beschouwd als fascistisch, of eerder nationaal-socialistisch. Dat is heel raar. Als je de folklore in ere houdt, wat voor een groot deel betekent: je eigen verleden koesteren, dan wordt dat meteen opgevat als hypernationalistisch.
Soms denk ik dat het een excuus is om Vlaanderen en Nederland als een “eenheid” binnen Europa niet te hoeven zien. Een excuus dus om er zich niet in te verdiepen want die jongens waren allemaal fout.
Wat ik op dit ogenblik wel interessant vind is de zogeheten belgitude. Jongens als Geert Van Istendael die sympathie opbrengen voor de belgitude. Vlaanderen ontleent voor een deel zijn eigenheid aan het buurland Wallonië. Een aantal mensen zou het jammer vinden als die bevruchting verloren zou gaan. Daar kan ik voor een deel inkomen, als buitenstaander. Het is ook wel een beetje verdacht, want het kan ook uitgelegd worden als anti-Nederlands. Ik denk dat je in de tegenbeweging van de belgitude-aanhangers een correctief kunt zien op een eenzijdig beperkt Vlaams nationalisme.
Er is een tweede ding: als je bijna tot een stellingname bent gekomen, dan ga je even denken: wat verliezen we? Een voorbeeld. Er werd in Nederland een plan ontworpen om de hele Zuiderzee droog te leggen op het moment van een overstroming. En in '53 een plan om alle Zeeuwse eilanden definitief af te sluiten. Op het moment dat men het gaat realiseren, dus de Zuiderzee, het Wieringermeer, de Noord-Oost-Polder, Flevoland, en er bleef er nog één over: de Markerwaard, dan ga je zeggen: moet dat nou ook land worden. Dan vraag je je opeens af: wat gaat er eigenlijk verloren dat ook een functie had? Nou, hetzelfde met Zeeland. Op een bepaald moment zeiden ze: moet die Oosterschelde nou helemaal dicht? En dan hebben ze het compromis van die sluizen gevonden. Zo is het ook, denk ik, met die Vlaamse Beweging. Men is er bijna. Dan krijg je ineens de vraag: wat willen we uit het verleden bewaren dat toch ook vruchtbaar was, dat toch ook een bepaalde functie had. Ik denk dat dat op dit moment de belgitude is. Als je dat hardop zegt, moet je dat in Vlaanderen heel genuanceerd doen.’