Neerlandia. Jaargang 104
(2000)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
ANV
| |
[pagina 5]
| |
- ‘Welk onderscheid maakt u tussen beweging en vereniging?’ Ruijsendaal: ‘Het is een gevoelsmatig onderscheid alhoewel het twee verschillende zaken zijn. Bij een vereniging heb je meer het gevoel: je hebt een onderwerp, je komt gezellig bij elkaar, je werkt daaraan of je werkt er niet aan. Bij een beweging heb ik het idee dat er maatschappelijke zaken aan de orde zijn waarvan je niet accepteert dat ze verdwijnen of verslechteren. Daarvoor ben ik bij het ANV gekomen.’ | |
Nationalistisch- ‘U zei ook dat het ANV, wat u betreft, “bij de mensen niets benauwds of nationalistisch mag oproepen”. Zijn die twee adjectieven voor u synoniemen?’ Ruijsendaal: ‘Voor mij hebben de twee begrippen met elkaar te maken, ja. Ik denk dat een woord als “nationalistisch” de bedoeling heeft iets benauwds mee te geven. Nationaal voelend bijvoorbeeld is alweer een stukje lichter. Het wil niet zeggen dat ik niet verbonden ben met de normen en waarden, met de cultuur en de taal die mij volledig gevormd hebben. Ik zet me daarvoor in en ik wil daar graag respect voor, zodanig dat ik ook weet wat respect is en dat ik dat respect ook in gelijke mate voor andere talen en culturen kan hebben. Ik moet zeggen: een vorm van dogma voor mij. Een gebrek aan respect voor eigen taal en cultuur heeft als voordeel dat het lijkt alsof je niet discrimineert ten opzichte van andere talen en culturen, maar als nadeel dat je niet weet wat respect is. Ik denk dat je vanuit een oprechte verbondenheid met de vorm die je zelf kreeg, moet opereren en dus ook een open oog voor anderen moet hebben.’
- ‘Wat verstaat u onder nationalistisch?’ Ruijsendaal: ‘Ik voel daarin de afgesloten weg naar buiten. Dat staat haaks op wat ik juist vanuit mijn opvoeding, vanuit mijn omgeving heb meegekregen.’ | |
Gezonde midden‘Een ander citaat uit uw toespraak: “Werd ik enthousiaster voor het idee de naam van het ANV ook in geheel nieuwe en andere tijden weer in de culturele voorhoede bekend te krijgen.” Dat is bepaald niet niks.’ Ruijsendaal: ‘Zonder idealen ben je natuurlijk ook niks. Het is een mooi ideaal en misschien bereiken we het wel nooit, wie zal het zeggen. Maar uiteindelijk gebruik je een kompas om een route uit te stippelen. Het kompas richt zich op de noordpool maar het is niet de bedoeling dat je op die noordpool terechtkomt. Het is maar dat je weet waar het noorden ligt. Dat is een pragmatische invulling van mijn idealisme. Het is mijn bedoeling de juiste richting te kennen. Niets in het extreme is goed, alles is gemengd met andere dingen. En die culturele voorhoede, daar is onze plaats en daarin moeten we terechtkomen. Of we dat kunnen, weet ik niet. Maar dat we het gevoel moeten hebben de waarden waar we voor staan uit te dragen, en die mee te krijgen in de politiek en in het bewustzijn van de bewoners van Nederland en Vlaanderen, dat is een belangrijk punt. Op dat punt moeten waar mogelijk vooral ook onze eigen leden geactiveerd worden. vooraleer we de wereld aanpakken.’
- ‘Heeft u specifieke ideeën over een culturele voorhoede? Ruijsendaal: ‘Het is een beetje geënt op mijn kennis van het Nederlandse deel van het ANV en van de ideeën die in Nederland leven over verbondenheid met taal en cultuur. Die verbondenheid heeft in het Nederlandse spraakgebruik - onterecht naar mijn gevoel - snel iets negatiefs of iets rechts. Ik vind het een taak voor mij om een normaal gezond gesprek over je eigen taal - wat je daarmee doet, wat je daarmee wil, samen met anderen - in het gezonde midden van de maatschappij te helpen plaatsen. Als ANV daaraan zou bijdragen, dan zou ik daar een gat van in de lucht springen. Zo'n zin als ik daar neerzet, heeft daarmee te maken omdat ik weet en besef dat heel veel mensen om mij heen zeggen: hoe kom je nou bij zo'n duistere club, zitten daar geen fascisten bij, zitten daar niet allerlei nationalistische Vlamingen in? Dan zeg ik: misschien wel, maar als ik daarvoor op de vlucht moet, dan moet ik ook uit de maatschappij stappen. Het is geen reden om niet bezig te zijn.’
- ‘U schrijft dat liefde voor eigen taal en cultuur in Nederland gauw verward wordt met chauvinisme of nag erger. Is dat niet te begrijpen in een tijd waarin extreem-rechts overal sterk de kop opsteekt, en zeker in Vlaanderen?’ | |
[pagina 6]
| |
Dr. Els Ruijsendaal op het spreekgestoelte bij de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs aan prof. dr. J. Wilmots.
Ruijsendaal: ‘Je kunt het ook omkeren. Mensen worden soms extreem-rechts omdat er geen ruimte is in onze maatschappij om alles onder de loep te nemen zonder veroordeeld te worden. Dan trekt zo'n vraagstuk ook extreme figuren, terwijl het een vraagstuk is om gewoon nuchter te bekijken. Wat willen wij met onze taal en cultuur? Het is een heel moeilijke vraag. Als de reactie is dat je rechts of extreem moet zijn om daarin geïnteresseerd te zijn, dan blijf ik volhouden dat dat een verkeerd standpunt is. Het is een gezonde manier om naar je eigen omgeving te kijken. Ik laat me dat niet afnemen. Maar die reactie doet me extra streng naar mezelf kijken terwijl ik denk: is dit democratisch, is dit zoals ik zou willen, is dit wat ik kan verantwoorden, wil ik de maatschappij zo ingericht zien?’ | |
Taalbeleid- ‘Is het de bedoeling van de conferentie van de werkgroep Taal en Taalbeleid in het najaar om juist daarover een bezinning te houden?’ Ruijsendaal: ‘Het is tekenend dat als voorlopige titel voor de conferentie werd genoteerd: conferentie tegen de verengelsingGa naar eind1.. Ik had eigenlijk opgegeven: een conferentie over taalbeleid. Het zegt genoeg over hoe centraal de angstvraag staat: o jee, er blijft niets van ons over, het wordt allemaal Engels, we gaan de ruiten ingooien bij mensen die zo nodig Engels moeten spreken. Ik hoop dat de conferentie - een interne conferentie overigens, maar één waarop iedereen welkom is - de intentie heeft naar taalbeleid te kijken. Dat de conferentie op een positieve manier het vraagstuk zal benaderen. Als ik kritiseer, wil ik ook weten van waaruit. Dat waaruit moet niet hetzelfde zijn als wat gekritiseerd wordt. We moeten niet in een vicieuze cirkel komen van: het deugt allemaal niet enzovoort. Laten we alsjeblieft eerst eens naar onszelf kijken en vandaaruit denken wat we verder doen. Ik hoop die houding in te brengen. Tegen de verengelsing, prima, maar daar wil ik geen conferentie over houden. Ik wil een conferentie over: wat willen wij met onze taal en cultuur. Daar zitten ook gevaren in en negatieve ontwikkelingen. Daar wil ik best over spreken maar vanuit de invalshoek dat een taal ook taalbeleid nodig heeft, dat dat in Nederland nooit zo voorop gestaan heeft en dat het fijn is als we er met elkaar in zouden slagen om daar op een bezonnen manier, passend in onze democratische ideeën, een plaats aan te geven. Als je dat niet doet, dan krijg je ineens extremisten van: Engelsen de deur uit! Dat is het eindpunt van nooit ergens over kunnen praten.’ | |
Het ANV- ‘Het ANV waarvan u nu algemeen voorzitter bent, heeft een conservatief imago. Hoe denkt u dat te doorbreken?’ Ruijsendaal: ‘Doen. Echt doen en niet over praten. Gepraat wordt er genoeg en iedereen weet dat het op een gegeven moment lege woorden zijn. Je kunt wel zeggen: “nou, we zijn het niet”, maar dat gelooft niemand. Of: “we zijn allemaal jong”, dat gelooft ook niemand. Het gaat erom dat je gewoon resultaten neerzet waar je voor staat, en dan maar hopen dat dan dat oordeel weggewerkt wordt.’
- ‘De gemiddelde leeftijd van de ANV-leden zal vrij hoog liggen. Denkt u aan de verjonging van de vereniging?’ Ruijsendaal: ‘Jongeren bestellen, daar voel ik niets voor. Dat is één. Twee: we moeten niet té veel meedraaien met de huidige gefixeerdheid op leeftijd. Dat hoort bij jongeren bestellen, zou ik zo zeggen. Toen ik twintig was, dacht ik er ook niet over te gaan strijden voor taal en cultuur. Ik had toen heel andere dingen aan mijn kop. Op een gegeven | |
[pagina 7]
| |
moment word je rijper en ontdek je dat je toch eigenlijk best van je eigen cultuur houdt zonder voor kinderachtig of nationalistisch te moeten versleten worden. Je moet ook beseffen dat men de waarde van het klimaat en de omstandigheden en de taal waarin men leeft, niet direct ziet. Eerst accepteert men die gewoon.’
- ‘U wilt ook de vele mensen van vreemde origine die in de Lage Landen leven en werken, bij de werking van het ANV betrekken.’ Ruijsendaal: ‘Ik vind het noodzakelijk om alle Nederlanders en Vlamingen bij een vereniging voor Nederlandse taal en cultuur te betrekken. Dat iedereen in het land bij het ANV betrokken wordt, is een doelstelling die ik zeer aanhang, in de wetenschap dat er grote veranderingen zijn in de maatschappij. Er is beweging in alle volkeren in de wereld. Ook in de laat-Romeinse tijd werd er zo enorm heen en weer getrokken tot er weer een nieuwe rust kwam waaruit weer nieuwe verhoudingen voortkwamen. We leven in zo'n tijd. Een uitermate boeiende tijd waarin je, met elkaar levend op zo'n klein stukje grond als de Lage Landen, naar elkaar kijkt, met elkaar spreekt, hopelijk zoveel mogelijk in één taal, de landstaal, maar met kennis van elkaars taal als het even kan. Niet dat men verplicht allemaal één taal moet spreken maar dat men gezamenlijk in die taal woont, dat men gezamenlijk kijkt naar zaken in de cultuur die vreemd zijn voor een ander. Of die ons bekend zijn maar die we verloren hebben. Of die we nastreven en die de ander afschrikken. Daarover met elkaar spreken, lijkt me één van de eerste taken van het ANV.’
- ‘Hoe gaat u dat concreet aanpakken?’ Ruijsendaal: ‘Een mogelijke stap is dat we contact krijgen met vertegenwoordigers van culturele verenigingen van andere bevolkingsgroepen. Dat je begint op een niveau waarop wij ook opereren. Wij zijn ook een vereniging voortkomend uit een bevolkingsgroep. Dat je dat beseft en zegt: wij moeten contact hebben met elkaar, levend in één land, in één maatschappij waar we allemaal mee te maken hebben, in normen en waarden die we moeten delen. Een eerste stap is contact hebben met verenigingen die bevolkingsgroepen vertegenwoordigen. Dat is een haalbare, zinnige en zeer noodzakelijke eerste stap. Dat staat in het beleidsplan. Daar staat ook in dat het contact met Nederlandstaligen elders in de wereld ook aangehouden moet worden. Een taal houdt niet op bij de landsgrenzen. Dat is een heel benepen idee over een taal. Taal hoort bij mensen die samen een maatschappij vormen maar niet bij landsgrenzen.’
- ‘Is het draagvlak van het ANV niet vrij beperkt?’ Ruijsendaal: ‘Natuurlijk. Maar ik weet niet of je altijd op het aantal leden af moet gaan. Als je iets goeds te melden hebt, dan is zelfs wel eens één persoon erin geslaagd om een heel land mee te trekken. Dus het hangt niet helemaal van het aantal leden af. Het hangt ervanaf of je iets te melden hebt of mensen zich daardoor aangesproken voelen. Daarom zeg ik: we moeten gewoon doen. We moeten aan het werk. Praten over wat allemaal niet kan, over wat allemaal niet mogelijk is, over de beperkte mogelijkheden, dat zal wel, maar je hebt toch ook wat te bieden?’
- ‘Er is een Commissie die het Cultureel Verdrag moet implementeren. Is dat ten dele geen concurrentie voor het ANV?’ Ruijsendaal: ‘Ik denk van niet. Ik denk dat wij bij die beslissingen in staatsverband juist naar een aanvullende rol moeten zoeken, als burgerlijke partij, als private vereniging. Dat staat ook met zoveel woorden in verschillende schrifturen rondom de verdragen genoteerd: dat het de bedoeling is dat de burger - en verenigingen en bewegingen die dat belichamen - daar ook actief bij betrokken moet worden. Dat gebeurt trouwens ook. Maar ik denk dat wij onze verantwoordelijkheid daarin méér moeten nemen dan ik nu constateer. Nog méér.
- ‘Hoe?’ Ruijsendaal: ‘Goed kijken wat er gebeurt met die verdragen. Zien wat er niet gebeurt en daarin springen. En ondersteunen wat daar wel aan goeds gebeurt. Vooral ook de zaak kritisch volgen en iets ondernemen als het niet gebeurt. We mogen dolblij zijn dat er een Nederlandse Taalunie is, dat er een Cultureel Verdrag is. Dat moeten we koesteren en mee praktisch vorm helpen geven. Natuurlijk is ons draagvlak klein. Maar liever dan voortdurend daarnaar te staren, ben ik met de zaak zelf bezig.’
- ‘Het ANV heeft dus nog een bestaansreden naast het Cultureel Verdrag?’ Ruijsendaal: ‘Het is er niet naast, want het ANV is geen cultureel verdrag. Het is een vereniging die zich al zolang heeft ingezet voor de bevordering van de taal en cultuur, voor de participatie van alle burgers daarin. De verbindingen die wij zoeken binnen Europa als één taalgebied, dat is mede namens de burgers meekijken wat er gebeurt. En die rol moeten wij meer en bewuster op ons nemen. |
|