Taal
Van Ekelsbeke tot Emden
De naam van onze taal
• Els Ruijsendaal
De taal
Is er een mooier onderwerp voor een taalrubriek dan de naam van onze gezamenlijke taal? Toch is nu juist het ontstaan van de naam van onze taal niet zo eenvoudig te beschrijven en ik wilde maar dat deze aardige gedachte niet in me opgekomen was. Toch doe ik een poging in kort bestek enkele benamingen van onze taal, nu Nederlands geheten, te verduidelijken. In een menggebied van volken als de Lage Landen steeds zijn geweest, is het niet gemakkelijk vast te stellen welke talen of dialecten in dat gebied gesproken werden, en toch kunnen we alleen tegen die achtergrond zien hoe de naamgeving tot stand kwam.
In de lagere-schoolboekjes leerden wij nog eenvoudigweg dat de Friezen in het noorden huisden, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden. Vooral de laatste twee benamingen staan echter voor verzamelingen van allerlei Germaanse volkjes, die ook in de Overlanden (Duitsland) verblijf hielden, vandaar dat men voor onze streken de benaming Neder-Saksen en Neder-Franken hanteert.
Het taalbeeld stemt daarmee wel zo'n beetje overeen, waarbij er aan de kust een eigen geluid te beluisteren viel.
Na de ineenstorting van het Romeinse rijk, ongeveer begin vijfde eeuw, kwam er heel veel beweging in dit gebied. De Franken breidden hun invloed uit naar het zuidwesten, naar (Noord-)Frankrijk dus - vandaar de naam Frankrijk. De Saksen bleven deels op het vasteland (noordoostelijk en westelijk tot de IJssel) en staken deels over naar Engeland (vandaar de naam Angelsaksen). De Friezen rukten op naar het zuiden, tot aan de grote rivieren en westelijk zelfs nog veel verder.
Tussen de zesde en negende eeuw vormen de verschillende dialecten en talen uiteindelijk twee taalblokken, aan weerszijden van een taalgrens die de overloop vormde van de Romanen en geromaniseerde Germanen (Fransen) enerzijds en de Franken anderzijds. Onnodig te vermelden dat die taalgrens dwars door het huidige België liep, maar dan wel zuidelijker dan nu het geval is, dus ook dieper door Noordwest-Frankrijk.
Het ‘Frankische’ taalgebied, dat zich inmiddels had uitgebreid tot aan de kust en tot in Utrecht, kwam onder druk te staan: in het westen raakte het geromaniseerd, in het oosten onderging het de Hoogduitse klankverschuiving. Wat restte, was uiteindelijk het Nederfrankisch, ruwweg gesproken in het gebied tussen het Rijnland en de kust, en achteraf ongeveer te bestempelen als Oudnederlands.
In de Middelnederlandse periode, na 1150, werd het taalgebied steeds groter en in de vijftiende eeuw sloten ook de noordoostelijke gewesten zich nadrukkelijker aan bij de Nederlandse schrijftaal.
En daarmee stond het algemeen-Nederlands in de startblokken.