zijn gehele oeuvre ‘Ik was zeer verrast. Ik had nog nooit van een dergelijke prijs gehoord. Ik voelde me heel vereerd, maar was daarnaast ontroerd. Mr. Herman Lodewijk Alexander Visser, uit wiens nalatenschap deze prijs afkomstig is, heeft de beslissing omtrent zijn vermogen in de oorlog moeten maken, terwijl hij de bevrijding zelf nooit heeft mogen meemaken. Dat vind ik wel triest.’
De Visser-Neerlandiaprijs werd uitgereikt door Bert van den Akker, zakelijk leider van het Residentie-orkest tijdens de grote uitvoering van de zevende symfonie.
‘Voor mij is muziek meer dan een spel der klanken. Natuurlijk moet er structuur in zitten, maar bij mijn werk speelt dit zeker geen hoofdrol. Ik reken de structuren dan ook niet van te voren uit, zoals bij modernistische muziek gebeurt. Wel ga ik uit van een deinend vormenritme als verrassend element. Dat wil overigens niet zeggen dat ik niets van te voren bepaal. Ook met een vormenritme moet je vakmatig omgaan. Het is hard werken; er zit niets zwevends of betoverends al, ook al lijkt dit soms zo.’
Wie denkt dat Wagemans de modernistische muziek verafschuwt, heeft het mis. ‘Er zijn heel mooie stukken bij, waar ik graag naar luister. Alleen heb ik er voor mijzelf niets aan toe te voegen. Wel zit ik lang genoeg in het vak om te weten dat je bij barok op zoek moet gaan naar slechte stukken, terwijl je bij moderne muziek juist naar kwaliteit moet zoeken. De tijdzeef moet daar nog overheen.’
‘Om goede mooie muziek in emotionele zin te maken - muziek waardoor je wordt meegesleept, moet je contact hebben met je eigen biografie’, legt Wagemans uit. ‘Het idee ontstaat in een flits. Dat is de inspiratie waarop het stuk stoelt. Daarbij ga ik uit van een veelvoud van muziek. In de diversiteit van het materiaal breng ik evenwicht aan. Het vergt veel studie om deze totaliteit aan muziek om te vormen tot een taal. Ik citeer nooit zomaar een bestaande stijl. Het zijn altijd bepaalde aspecten van bepaalde componisten die ik vervorm. Dat lukt alleen als je in het creatieve proces geen grote voorbeelden hebt. Mijn interesse als musicus is daarentegen vrij breed. Ik houd van Monteverdi, Bach, Beethoven, Wagner, Stravinsky, Messiaen en B.A. Zimmermann. Van iedere componist raakt mij een facet in het bijzonder. Een kleine ingreep in dat ene facet heeft grote muzikale gevolgen. Dat betekent dat ik als componist altijd creatief luister. Daarnaast luister ik ook heel veel naar muziek voor mijn plezier.’
Dat Wagemans van muziek houdt moge duidelijk zijn. Hij heeft daarnaast gevoel voor kwaliteit en een enorme aversie tegen commercie. ‘De eerste aanzet tot popmuziek was fantastisch. Eenvoudige en toegankelijke muziek maken is natuurlijk alleen maar prima. Daarna werd het opgeklopt door de commercie, waarmee de creativiteit werd gedood. Vaak probeert men dit te verbloemen door hard te spelen. Er is een vergroving ontstaan, zowel binnen de kunst als in de omgangsvormen. Dit komt door de manie van het grandioze onder leiding van snoeiharde popmuziek. Dit suggereert kwaliteit maar het is oppervlakkigheid. Het effect is onpersoonlijkheid. Ik denk dat mensen dat ook willen. Kijk maar naar de massale manifestaties die worden gehouden. Het individualisme zit 'm enkel nog in het consumeren. Mensen kunnen kiezen dankzij het grote aanbod, maar per saldo maakt het niets uit wat ze kiezen.’
Wagemans noemt zichzelf niet geëngageerd. Doch zijn kijk op de wereld is in zijn muziekstukken goed te horen, zoals in het orkestwerk De Stad en De Engel, waarin de pataten pornocultuur recht tegenover de sereniteit staat. Wagemans is hier geen toeschouwer meer, maar levert commentaar. Daar heeft hij naartoe moeten groeien. In zijn werk klinkt duidelijk de ontwikkeling in zijn leven door. Bovendien schemert het tijdsbeeld erin door. Zijn eerste werken noemt hij Muziek I tot en met IV. Muziek I is een uiterst bewegelijk stuk. Kleur en harmonie spelen hier de hoofdrol. Muziek II is een reactie hierop. Het gaat over polyfonie, waarbij de gotische kathedraal een belangrijke rol speelt. In Muziek III komt de vorming van de moderne wereld naar voren. De dreiging van de atoomoorlog in 1976/1977. In Muziek IV klinkt de bevrijding.
Daarna komt Boek V. De componist verkeert in een overgangssituatie. Boek V is een muzikale encyclopedie. ‘Ik werk er nog steeds aan. Het is een veelheid aan hoofdstukken ontstaan door veel gepriegel. Door te werken vanuit een bepaald uitgangspunt, liep ik op een gegeven moment vast. Nu ik het vanuit een andere hoek ben gaan bekijken, zie ik weer tal van mogelijkheden, die ik allemaal wil gaan uitwerken.’
Daarna is Wagemans' stijl veranderd. De zesde sympfonie is post-modernistisch, niet vanuit een ideologie maar van alles wat hem omringt. In de zevende symfonie heeft hij dat nog meer uitgewerkt. Voor de toekomst kunnen we naast de voltooiing van Boek V werk verwachten bestemd voor saxofoonkwartet en orkest.