zijn dichtgemaakt die vroeger open waren. En je kan niet iemand door die steeg laat wandelen als hij dicht is. Dan krijg je natuurlijk problemen.’
- Wilde je altijd al gaan schrijven?
Appie: ‘Ik ben begonnen met schrijven uit frustratie. Het klinkt misschien wat gek. Als rechercheur kun je niet elke zaak oplossen want die ene getuige die je wil hebben, die is er dan net niet, of dat kleine spoortje dat je nodig hebt, kun je net niet vinden. Maar schrijven, je bent een soort god. Je kan alles oplossen. Je laat die getuige binnenkomen, je legt dat spoortje gewoon neer. En als rechercheur mag je alleen maar schrijven wat je gehoord, gezien en ondervonden hebt. Wat je hebt gevoeld, wat je hebt ondergaan, of je begrip had voor die dader, of die man of vrouw je sympathiek was, dat kon je nooit kwijt. Dat wou ik wél kwijt. Dat verbond ik dan later met de realiteit.’
- De Cock is een heel menselijk figuur. Had je als rechercheur ook zoveel begrip voor de dader?
Appie: ‘Ja, je moet de mogelijkheden overwegen die er zijn voor de dader. Als je daarvan uitgaat, dan kom je vanzelf dichter naar die vent toe. Zo werk ik zelf in de realiteit ook. De mensen vragen altijd: ben jij De Cock? Ik geloof dat ik op den duur wel naar die De Cock toegegroeid ben. Alles wat die man zegt en doet, dat komt toch uit mijn koker voort.’
Langs de Gelderse kade komen we bij de Waag. Er is net een politie-auto met een aanhangwagen gearriveerd. De agenten in regenkledij halen twee paarden uit de aanhangwagen en bestijgen die. Ze groeten Joep en verdwijnen dan de stad in.
Joep geeft geschiedenisles: hoe een stadspoort een waag werd.
Appie onderbreekt: ‘Hier werden toch mensen opgehangen?’
Joep: ‘Aan de andere kant werden terechtstellingen gedaan. Daar had je de ingang van het gilde van de chirurgijns. Die mochten vier keer per jaar zo'n terdoodveroordeelde gebruiken om die open te snijden ter lering en vermaak.’
We lopen verder, richting Oudekerksplein. Daar stoppen we bij een kunstwerk in de bestrating ingewerkt: een hand op een borst.
Joep: ‘Amsterdam kent een aantal kunstwerken van onbekende kunstenaars. Op het Leidsebosje zit een mannetje in de boom op een tak. Hij zaagt aan de verkeerde kant in die tak. Als het zou lukken, donderde hij zelf naar beneden. Een jaar of zes terug lag dit kunstwerk een eind verderop bij de boom. Het is van brons. Als je er met een fles tegen slaat, klinkt het als een klok. In dat kleine huisje bij die boom woonde de secretaresse van de wethouder kunstzaken. Je kunt je voorstellen dat onder haar invloed dat ding heel snel weg was. Toen voerde men actie in de buurt: die borst moest terug. Een jaar later is die borst hier herplaatst. Ter voorkoming van overlast is die gevuld met silicone.’
Appie: ‘Hier woonde vroeger een arts. Hij zette zijn busje altijd voor de deur neer. Toen plaatsten ze daar een bank. Hij kon zijn busje er dus niet meer neer zetten. Toen kwam hij naar beneden met een grote zaag en zaagde die bank kapot. Ik moest die zaak behandelen. Heb ik niet gedaan.’
Joep: ‘Heb ik af mogen handelen.’
Appie: ‘Die dokter had twee keer in de week spreekuur voor de dames uit de buurt.’
Joep: ‘Dan kon je twee keer per week een hele troep dames op straat vinden want er konden er maar vier in het wachtkamertje.’
Appie: ‘Ze stonden met elkaar te kleppen in afwachting van het onderzoek.’
Joep: ‘Dokter Jan kreeg last van depressies en ging weer studeren. Hij werd psychiater want hij wilde weten wat er met hem aan de hand was. Uiteindelijk, een jaar of twaalf terug, toen ging alles weer goed. Hij had een nieuwe vriendin, hij had geen problemen meer met de belastingdienst en toen hing hij zich op.’
Appie: ‘Ik herinner me de tijd dat hij alle pillen die hij in huis had op straat smeet. Een hele gekke vent. Maar ja, de buurt zit vol gekke kerels.’
Terug in de Warmoesstraat. Café-restaurant ‘Het Karbeel’. De waardin klampt ‘meneer Baantjer’ vrijwel meteen aan. Of hij op een papiertje een handtekening wil plaatsen ‘voor mijn lieve mama, voor Mieke’. De auteur doet het gewillig. In ruil voor zijn handtekening krijgen we taart.
- Jij hebt met Appie nog samengewerkt, Joep?
Joep: ‘In die jaren was de scheiding tussen de uniformdienst en de recherche vrij groot. In de regel ben ik wel goed op de hoogte van wat hier in de buurt gebeurt. Bij de andere wijkagenten gebeurde er ook veel. Appie was toch altijd nieuwsgierig naar leuke gebeurtenissen. Het maandverslag van de wijkagenten wou hij ook graag hebben.’
Appie: ‘Daar haalde ik wel wat uit, ja. We kennen elkaar toch al zo lang. We hebben altijd leuk samengewerkt. Nu nog. Ik word vaak gevraagd om in deze buurt rond te lopen. In de regel gaat Joep mee. Vaak ook als er excursies zijn of televisie-opnames.’
- Zag je de afleveringen van de tv-reeks?
Appie: ‘Allemaal. Ik heb een afspraak met de producer. Die De Cock-figuur, daar mogen ze niet aan morrelen. Dat