[Nummer 2]
Vooraf
Verdwijnt het Nederlands?
• Guido Logie
Er was de laatste tijd nogal wat te doen om de gevaren die het Nederlands zouden bedreigen: enerzijds het Belgisch Nederlands, anderzijds de toenemende verengelsing. Neerlandia heeft die discussie op de voet gevolgd; herhaaldelijk kwam die in de vorige nummers in bijdragen, o.a. van Ruud Hendrickx en Els Ruijsendaal, en in interviews, o.a. met Koen Jaspaert en Toon Hagen, aan bod.
De ANV-afdeling der beide Limburgen organiseert jaarlijks in de pittoreske Landscommanderij van Alden Biesen een ‘academische zitting’ waarop een actueel thema door een paar sprekers behandeld wordt waarna een discussie met de aanwezigen volgt. Op de jongste bijeenkomst (oktober 1999) had men het over de donkere wolken aan de toekomst-hemel van het Nederlands. ‘Verdwijnt het Nederlands?’ was de vraag. Sprekers waren de politici Ludo Sannen (Agalev) en Jan te Veldhuis (VVD).
Beide heren waren allesbehalve pessimistisch over de toekomst van het Nederlands. Te Veldhuis: ‘Ondanks de spelingen en dwalingen in het Nederlands, is de taal niet bezig om uit Nederland te verdwijnen. Net zo min als een levendig Nederlands taalgebruik.’ Beide heren pleitten wel voor een sterke aanwezigheid van het Nederlands in onze hedendaags informatie- en communicatiemaatschappij, en om er ook alles aan te doen om die aanwezigheid waar te maken. Sannen: ‘Het Nederlands als taal op het WWW is nog niet sterk uitgebouwd. De opbouw van een effectieve taalinfrastructuur is van groot belang om het Nederlands even aantrekkelijk en effectief te houden als de Engelse taal. Het feit dat de lancering van Windows 98 dadelijk ook in het Nederlands beschikbaar was, toont aan dat er reeds een zekere evolutie ten gunste van het Nederlands is.’ Sannen vond vooral voor kleinere taalgebieden een sterke taalpolitiek noodzakelijk. Gezien de hoge kostprijs ervan, is samenwerking van alle betrokken partijen noodzakelijk. Hij noemde: overheden, bedrijfsleven, nationale organen, burgers en Europese instanties. Aan het einde van zijn verhaal formuleerde Sannen een aantal voorstellen voor ‘een offensieve aanpak om de positie van het Nederlands in de komende netwerkmaatschappij te versterken’. Opvallend was wel dat hij wil dat ook het bedrijfsleven zijn nek uitsteekt voor het Nederlands.
Te Veldhuis stelde het zo. ‘Een passieve Koning Leeuwhouding van Nederland is alleen geschikt voor binnenlands gebruik. De internationale positie van het Nederlands vraagt in EU-verband om een actief taalbeleid door middel van een gemeenschappelijk optrekken met de Vlaamse Leeuw. (...) De toekomst van het Nederlands zal bovendien nauw verbonden zijn met de rol van de informatiesamenleving in de taal. De informatiesamenleving is per definitie grens- en taaloverschrijdend. Niet-investeren in de digitalisering van taal en niet-meegaan bij de digitalisering van taalgedrag loopt voor een perifere taal als het Nederlands zeer waarschijnlijk uit op een verdringing uit de internationale taalcivilisatie.’
Boeiend in het betoog van Te Veldhuis was zijn visie op de verschillende houding in Noord en Zuid tegenover het Nederlands. ‘Vlamingen hebben reden voor aanzienlijk langere taaltenen dan de Nederlanders, en dat steken ze - gelukkig wat mij betreft - niet onder stoelen of banken,’ zei hij. ‘Tegenover de actieve taalpolitiek in Vlaanderen gericht op Nederlandse taalpromotie in de breedst mogelijke zin, staat de meer neutrale taalpolitiek in Nederland.’
Een verklaring voor die houding zocht hij in de geschiedenis. ‘Die neutraliteit is een vorm van uiterste terughoudendheid en tolerantie die gewoon hoort bij de culturele autonomie van Nederland. Die laat al vierhonderd jaar ruimte voor individuele vrijheid en individuele verantwoordelijkheid.’
In Vlaanderen is het anders verlopen. Er is een volgehouden strijd nodig geweest om er het Nederlands in stand te houden. En die achtergrond kan wellicht een bij tijd en wijle overgevoelig reageren op nieuwe ontwikkelingen vandaag de dag verklaren.