deze tijd alle kunstuitingen in het teken van de Contrareformatie. Als gevolg van de beeldenstorm in 1566 werden vele nieuwe kerken en kloosters gebouwd, die volledig moesten worden gedecoreerd. Voor de decoratie werden de richtlijnen van het
Concilie van Trente (1563) gevolgd. Dit hield in dat religieuze kunstwerken verhalen uit het Nieuwe of Oude Testament dienden uit te beelden die voor iedereen begrijpelijk moesten zijn. Kunst die op het gevoel inwerkte, werd dus verheven boven
Jacob Jordaens (1593-1678), Pan mishandeld door nimfen, ca. 1640. (Mauritshuis, Den Haag)
de gecompliceerde symboliek van het calvinistische Noorden. Dit vormt een verklaring voor de dramatische en expressieve vormentaal van de barok.
Hoewel religieuze werken de hoofdmoot vormden van de Zuid-Nederlandse barokschilderkunst, was er ook een bescheiden markt voor profane schilderkunst. De opdrachtgevers hiervoor waren met name de verschillende Europese hoven, stadhuizen en gildelokalen. Hier waren mythologische onderwerpen favoriet, die de geleerdheid van de opdrachtgever tentoon moesten spreiden. Ook deze onderwerpen werden op grote doeken geschilderd.
Rubens was natuurlijk de grote meester van de Zuid-Nederlandse barok. Zijn reizen naar Italië hadden hem vertrouwd gemaakt met een vormentaal gebaseerd op de klassieken. Rubens' werken werden al snel zeer gewaardeerd in Antwerpen en binnen de kortste keren was de beroemde Rubens benoemd tot hofschilder van de in Brussel residerende aartshertog Albrecht en zijn vrouw Isabella. Rubens was het voorbeeld voor alle schilders in de Zuidelijke Nederlanden en hij was veel populairder in zijn tijd dan Rembrandt ooit zou zijn. De faam van Rubens was wijd verspreid en vele jonge schilders probeerden zich zijn stijl eigen te maken. Omdat de oriëntatie van Noord-Brabant door de eeuwen heen steeds gericht was op het katholieke Zuiden, met Brussel en Antwerpen als belangrijkste ijkpunten, kwam de artistieke invloed uit deze hoek. Ondanks het feit dat Den Bosch sinds 1629 als onderdeel van een Generaliteitsland vanuit Den Haag bestuurd werd, bleef de stad wat kunst betreft onder invloed van het Zuiden staan. Vanzelfsprekend gingen de schilders uit Den Bosch staan. Vanzelfsprekend gingen de schilders uit Den Bosch daarom in de leer bij Rubens, of op zijn minst in Antwerpen.
Hoewel de tentoonstelling ook werken van de bekende schilders als Rubens, Van Dyck en Jordaens laat zien, staan in feite drie schilders afkomstig uit het huidige Noord-Brabant centraal, wat de expositie zo uniek maakt. Die drie schilders, Theodoor van Thulden (1606-1669), Abraham van Diepenbeeck (1596-1675) en Thomas Wileboirts Bosschaert (1614-1654), stonden lange tijd in de schaduw van hun beroemde leermeesters. Dit is niet helemaal terecht, omdat ze een belangrijke rol hebben gespeeld bij het verspreiden en populariseren van de barokke thema's in het huidige Noord-Brabant. Zij zijn op de tentoonstelling ieder met een representatief overzicht vertegenwoordigd. Juist de aandacht voor deze relatief onbekende schilders, die kwalitatief hoogstaand en in hun tijd zeer gewaardeerd werk produceerden, maakt de expositie in Den Bosch extra interessant.